Diana, Roma-vrouw die haar leven in eigen handen nam
Over en weer tussen Italië en België
Diana: “Ik ben geboren in Italië, waar ik met mijn familie woonde in een woonwagen op een woonwagenterrein. Nog geen jaar oud was ik, toen we migreerden naar België met de bedoeling om ons hier te vestigen. Maar na twee jaar werd onze regularisatievraag uiteindelijk geweigerd. Daarom keerden we terug naar Italië en vestigden ons op een woonwagenterrein bij Rome, waar ook mijn vaders familie en heel wat andere Roma verbleven. Dat terrein bestond uit barakken en caravans verdeeld in gescheiden groepen van Roma op basis van verschillen in taal, tradities, rituelen en gewoonten. Wij hoorden bij de Servisch-Roemeense Roma omdat wij de beide talen spreken.
Rond mijn 9 jaar keerde ik terug naar België, met mijn moeder, broer en vijf zussen, omdat de relatie met mijn vader op de klippen was gelopen. We vonden een onderkomen bij de broers van mijn moeder, die hier wel gedomicilieerd waren en een huis bezaten. We leefden thuisloos, bleven nooit lang op één plek, verhuisden van de ene naar de andere nonkel. Mijn moeder had een tijdje een referentieadres bij het OCMW. Ik had de leeftijd van 12 jaar toen we de goedkeuring van onze regularisatieaanvraag ontvingen. Nu alle papieren in orde waren, kon mijn moeder eindelijk een eigen woonst zoeken.”
Steun en motivatie van vader, leerkrachten en hulpverleners
Diana: “In Italië kwam er een bus langs in het kamp (cfr. het woonwagenterrein) om zoveel mogelijk kinderen naar school te vervoeren. Het was een initiatief van de overheid, georganiseerd door vrijwilligers. Ze brachten ons na school niet meteen weer naar huis, maar ondersteunden ons bij ons huiswerk, we gingen soms dansen, kregen pizza of een andere lekkernij, we deden leuke ontspannende activiteiten, gingen zelfs op vakantie. Ik keek veel naar andere mensen buiten het terrein en vroeg mij af waarom ik een ander leven leidde. Ik wilde mijn leven niet laten bepalen door de mensen rondom mij. Door de vrijwilligers zag ik dat het leven ook anders kon zijn.
Mijn vader was wel openminded en liet ons, zijn kinderen, als kleuter al naar school gaan. Hij wilde ons kansen geven, ons toelaten om iets van ons leven te maken. Op school deelden de leerkrachten goede commentaren over mij met mijn vader. Ik had het gevoel dat mijn vader in mij geloofde. Hij was een buitenbeetje in zijn familie en zag wel nut in onderwijs.
Van zodra we hier in België waren, ben ik ook hier naar school gegaan. De overgang was vermoeiend: taal was een eerste grote barrière, ik moest ook de waarden en normen hier leren kennen. Gelukkig bood mijn school extra lessen Nederlands aan: een zorgleerkracht nam mijn zussen en mij tijdens de les mee om de taal te oefenen.
In die lagere school werd ik heel hard gemotiveerd door enkele leerkrachten. Ze zagen in mij de capaciteit om ‘iets te worden’. Blijkbaar kon ik goed rekenen, kreeg ik het Nederlands snel onder de knie, … Ze motiveerden mij continue om verder te doen. Ik zag dat nog niet in mezelf en was die ondersteuning niet gewend. Mijn moeder vond school niet belangrijk, want alles stond in het teken van een jong huwelijk.
Eén leerkracht zat zo in met mijn situatie dat ze mij zelfs wilde adopteren. Ze ging soms een broodje voor mij halen, zorgde dat ik niets te kort kwam, ondersteunde mij. Ik had het gevoel dat er iemand in mij geloofde en dat gaf mij de voldoening om verder te doen.”
Obstakels
Diana: “Ik heb geen gemakkelijke jeugd gehad. Wat mij vooral tegen de borst stootte, was de gewoonte om dochters op vroege leeftijd uit te huwelijken. Mijn moeder, een Kosovaarse Roma, was met die traditie opgegroeid. Mijn vader is een Roma uit Servië, waar dat minder de gewoonte was. Mijn vader hield tegen dat we vroeg zouden trouwen, maar eenmaal hij niet meer bij ons woonde, leefde ik met de schrik om snel weg te moeten van huis.
Bovendien raadden de nonkels ons af om nog langer naar school te gaan. School was onnuttige tijdsbesteding en leidde af van het doel dat ze voor ons voor ogen hadden: zo snel mogelijk een geschikte partner vinden die ons kon onderhouden. Waarom concentreerde ik mij niet op mijn leven als vrouw en moeder? Ik moest mij mooi kleden, weten hoe ik koffie gereed moest maken, … vonden ze.
Mijn moeder had het moeilijk met de scheiding en kwam in een depressie terecht die uitmondde in een alcoholverslaving. Mijn zussen, broer en ik hebben daardoor altijd voor onszelf moeten zorgen. We zorgden zelf voor ons eten, het huisonderhoud,….
Het verschil tussen wat ik zag op school en thuis was groot. Ik had het gevoel in twee werelden te leven. Ik vroeg mij af waarom die andere meisjes vrij konden leven en zoveel kansen kregen, terwijl ik zoveel moest doormaken en mijn levenspad al voor mij was bepaald. Ik vond het moeilijk om mijn weg te vinden in de verschillende overtuigingen en opvattingen waarmee ik van alle kanten werd gebombardeerd. Ik probeerde onafhankelijk het onderscheid te maken tussen goed en kwaad.
Thuis kon ik niet studeren. Daar nam ik de zorg op voor het huishouden, maar ook bijvoorbeeld over het dochtertje van mijn jongere zus. De school was op de hoogte van onze thuissituatie, ze was goed ingelicht door de directie van de lagere school. Ik kreeg er de toelating om na school in een lokaal te blijven studeren. Mijn zussen stopten met school van zodra ze naar het secundair overgingen. Ik ben wel blijven gaan, tot en met het derde middelbaar.”
Strijd om zelfstandigheid
Diana: “Ik zag hoe mijn zussen toestonden dat ze op de leeftijd van zo’n 13 jaar werden uitgehuwelijkt. Ik had een nogal rebels karakter. Ik verzette me daartegen, ging het conflict aan. Ondertussen had ik een vriend en besliste ik als 15-jarige uiteindelijk om van huis weg te lopen, bang om aan een andere man te worden gekoppeld. Gelukkig werd ik goed opgevangen door de familie van mijn vriend. Hij zou later mijn echtgenoot worden.
Maar ik werd door de jeugdrechter in een jeugdinstelling geplaatst. Na vijf maanden werd er beslist dat ik terug naar huis mocht. Ik trok terug in bij mijn moeder, maar na een maand vroeg ik de jeugdrechter of ik alleen mocht gaan wonen. Want in die maand huwelijkte mijn moeder mijn zus uit. Daarop werd ik doorverwezen naar Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW). Ik trok terug in bij de familie van mijn vriend en een begeleidster van BZW Emmaüs kwam wekelijks bij mij langs.
Wanneer ik mijn eerste kindje kreeg, wilde ik zo snel mogelijk een eigen huis zoeken en gelukkig was mijn vriend akkoord. Ik zat vaak alleen binnen bij de familie van mijn man. Met de hulp van BZW bekeek ik wat mijn mogelijkheden waren. Ik wist niet waar ik naartoe kon met mijn hulpvragen, ik kende mijn rechten noch de diensten. Gelukkig maakte BZW mij daar wegwijs in. Mijn begeleidster ondersteunde me met mijn kindje, in het zoeken van een appartementje, met de administratie,….
Ik wilde graag nog een opleiding volgen en zij gaf mij het idee om ook andere mensen te helpen. Want ik zag rondom mij nog zoveel andere meisjes uit Roma-families die met dezelfde problemen werden geconfronteerd. Zo ben ik dan een opleiding jeugd- en gehandicaptenzorg gestart. Ik mocht stage doen bij het Huis van het kind en werd daarna jongerencoach bij de busoschool (buitengewoon onderwijs) De Leerexpert. Nadien ging ik aan de slag als Roma-coach bij het CAW.”
Brugfiguur voor Roma
Tijdens mijn stage voor het Huis van het kind werkte ik al mee aan een project rond Roma-moeders die hier illegaal verbleven. We organiseerden lessen Nederlands en begeleiden de moeders bij hun inburgeringscursus. Daarnaast maakten we hen ook wegwijs in het dienstenlandschap: dat er kinderopvang bestaat, waar ze jobcoaches konden vinden, …
Bij het CAW ontving ik aanmeldingen van allerlei aard van Roma: over stalking, mishandeling, isolatie, weerstand van anderen bij het naar school gaan… We gaven dan advies over welke organisatie hen zou kunnen helpen. We maakten soms bv. een vluchtplan, bekeken waar een Roma-vrouw terecht kon. Dan voerden we diepere gesprekken: Wil je echt weglopen? Welke bedreigingen kan je verwachten? Zal je partner je kinderen afnemen? Gaat de familie je een boete opleggen?
Doordat ik Romanes kan, verliepen die gesprekken open en waren de Roma minder geremd. De taal is soms een barrière, maar ook het gebrek aan vertrouwen. Het hielp dat ik zelf Roma was, ik kon hun tradities begrijpen en gaf ook aan dat ik zelf voor gelijkaardige situaties had gestaan. Daarom fungeerde ik als brugfiguur. Maar dat mijn moeder hier veel familie heeft en mensen kent, maakte dat ik ook thuis met mijn werk werd geconfronteerd. Ik werd ’s avonds laat nog gecontacteerd rond bepaalde situaties.”
Hoe omgaan met Roma
Diana: “Roma-vrouwen bijeen krijgen is al heel moeilijk. Ze vinden, is één. Ze motiveren, is twee. Ze mee in begeleiding krijgen, is drie. Het Huis van het kind probeert hen echt wel te betrekken met bv. babbelmomenten, maar vaak gaan maar weinig Roma hier op in. Ze mengen zich niet zo graag tussen andere groepen, met niet-Roma. Bovendien komen Roma niet zomaar voor een gesprek, maar hopen ze geholpen te kunnen worden. Veel Roma hebben schulden, administratieve problemen,…
Ik vind dat de Stad tekortschiet in de begeleiding van Roma. Hoeveel brieven ontvangen de mensen wel niet. Maar zoveel Roma zijn analfabete mensen en kregen daar nooit een vorm van ondersteuning in. Die brieven handelen dan wel over betalingen en andere zaken die van hen worden verwacht. Dus zou de Stad, naar mijn mening, meer moeten inzetten op alfabetisering én digitalisering. De digitale kloof vergroot het probleem nóg.
Veel Roma weten niet waar ze terechtkunnen. Ze komen wel vrij snel bij het OCMW terecht, dat gaat van mond tot mond. Maar huisvesting zoeken, een sociale woning vinden, administratie, aansluiting op elektriciteit, … is moeilijker. Ze spreken de taal niet en zijn analfabeet.
Romabrugfiguren zijn dus waardevol. Maar de valkuil bestaat erin dat je als hulpverlener hun werk volledig overneemt. Roma zouden moeten gestimuleerd worden om zelf hun lot in handen te nemen en actie te ondernemen. Hulpverleners vervallen ook vaak in een medelijden voor de persoon die ze begeleiden. Maar zelfs mensen die in een benarde situatie verkeren, moeten uiteindelijk wel zelf rechtstaan. Ik heb bv. een meisje begeleid dat op haar veertiende was uitgehuwelijkt. Ik heb een jobcoach gezocht, mee naar werk gezocht voor haar, maar ze is depressief en staat niet op van haar bed. Dan kan geen hulp baten. Ik heb geleerd de situaties die ik tegenkom ook los te kunnen laten. Ieder leeft uiteindelijk zijn eigen leven, maar waar ik kan helpen, probeer ik te helpen.”
"Hoe het nu met mij is?"
Diana: “Ik had een contract van bepaalde duur bij het CAW, en dat is nu net ten einde. Ondertussen heb ik mijn opleiding van jeugd- en gehandicaptenzorg afgemaakt en zoek ik een andere betrekking. Ik ben gelukkig getrouwd en heb 3 kinderen. Mijn moeder heeft haar verslaving overwonnen, ik heb het contact met haar nooit doorbroken. Ook met mijn zussen onderhoud ik een nauwe band. Maar jammer genoeg stoten sommige van mijn zussen nog steeds op problemen, waaronder bv. mishandeling. Ze zien dat ik iets van mijn leven heb gemaakt en willen zelf ook stappen ondernemen, maar de problemen laten het niet altijd toe.
Ik heb nog steeds enkel een verblijfskaart hier in België. Mijn moeder heeft ons niet geregistreerd in Servië. Wanneer ik werd geboren, was mijn moeder op papier nog steeds getrouwd met een andere man. Mijn vader heeft ons nooit officieel erkend. In Italië ligt mijn geboorteakte, maar ik heb geen recht op de Italiaanse nationaliteit. Aangezien mijn moeder de Servische nationaliteit heeft, heb ik recht op die nationaliteit. Door fouten in mijn geboorteakte, willen ze mij in Servië niet registreren. Ik heb al een advocaat betaald en iemand van de ambassade wilde het voor een riante prijs wel voor mij uitzoeken, maar geen van beide slaagde erin mij te helpen. Ik moet dus nog steeds aantonen wie ik echt ben.
Ik ben een Roma vrouw en spreek 8 talen: Roemeens, Servisch, Romanes, Italiaans, Nederlands, Duits, Engels en een beetje Frans. Ik woon in België, ben geboren in Italië en heb Servische en Kosovaarse roots. (lacht) Ik hoop dat andere Roma vrouwen door mijn verhaal geïnspireerd raken om ook iets van hun leven te maken.”