Zalig kerstfeest!

De inleiding van de Romeinenbrief van Paulus vormt de tweede lezing van de vierde zondag van de advent. Het is een zeer korte geloofsbelijdenis van de apostel, waarin hij Jezus belijdt als Gods Zoon, die naar het vlees is geboren uit het geslacht van David, en die naar de heilige Geest is aangewezen als Zoon van God in kracht, door zijn opstanding uit de doden (Rom, 1,3-4). Jezus van Nazareth, Gods Liefde mens geworden.

Dat herdenken en vieren we met Kerstmis. Onze God is geen Onbewogen Beweger zoals Spinoza hem omschrijft, maar wel iemand die meeleeft en meelijdt, de ‘fellow sufferer who understands’ zoals Whitehead hem beschrijft. En die dat zodanig doet, dat hij ‘onder ons heeft willen wonen’, onze levensomstandigheden en onze miserie heeft willen delen, en dat consequent gedaan heeft, totterdood.  Die ons nooit in de steek laat. Dat is de Blijde Boodschap van het Evangelie: we staan er nooit alleen voor.

De overlevering van Kerstmis verhaalt het penibele begin van die menswording. Geboren in de stal bij de herberg, als pasgeboren baby van enkele dagen op de vlucht naar Egypte. Jezus wordt niet geboren in het paleis van de koning, maar midden onder ons. Als een kleine, kwetsbare, broze, mens.

Door die keuze voor de meest kwetsbaren, vestigt hij meteen ook de gelijkwaardigheid van eenieder, want beeld van God. Letterlijk dus. Daarin ligt ook de opdracht voor ons besloten: zoals God in Jezus mens geworden is om anderen op te richten, zo is het ook onze taak om in zijn voetsporen de liefde voor onze naasten gestalte te geven. De liefde van Christus dwingt ons daartoe, zegt Paulus aan de christenen van Korinthe. Caritas Christi urget nos, in het latijn. Meteen ook de opdrachtsverklaring voor de wereldwijde Caritasfamilie.

Tegelijkertijd vertelt de broosheid van het kleine kind ons ook iets over de wijze waarop. God is geen Deus ex Machina, die te vuur en te zwaard zijn Koninkrijk zal komen vestigen. Neen, het zal gebeuren vanuit liefde, naastenliefde, vanuit broosheid en kwetsbaarheid, vanuit betrokkenheid, en opoffering. Het gaat over de mateloze kracht van de machteloosheid van de liefde.

We delen in de opdracht van Jezus, die begon met Kerstmis. We delen ook in de kwetsbaarheid en weerloosheid van het Kind in de Kribbe. Dat zijn onze hulpmiddelen die we gemeen hebben met de mensen waarmee we op stap gaan. We werken niet alleen voor hen, we werken niet alleen met hen, we zijn ook zoals hen, lotgenoten die samen op weg gaan naar een betere toekomst.

Laten we dit ter harte nemen, medewerkers, vrijwilligers, sympathisanten van Caritas. Laten we met mildheid en empathie anderen de hand reiken, een helpende hand, in de overtuiging dat we zo Gods droom waarmaken, en dat we  dat tegelijk doen met eerbied en respect, want elke andere die we op onze weg tegenkomen,  houdt ons ook de spiegel voor van het Kind in de Kribbe.

Vanuit die weerloosheid, vanuit onze eigen beperkte mogelijkheden, vanuit onze eigen beperkingen,  kunnen we samen wel degelijk bergen verzetten!

Zalig kerstfeest! 

Caritas