Vooral gezinnen die leven in armoede vinden moeilijk de weg of botsen op drempels wanneer ze gebruik willen maken van de Vlaamse kinderopvang. Dat blijkt uit een studie van Caritas Vlaanderen en Gezinsbond. Hoog tijd om een sprong voorwaarts te maken.
Drie functies
Kinderopvang moet toegankelijk zijn voor elk gezin dat er nood aan heeft. De kinderopvang vervult immers veel functies voor gezinnen en voor de samenleving. Dankzij kinderopvang kunnen ouders werken, werk zoeken of een opleiding volgen. Kinderen die naar de kinderopvang gaan, ontwikkelen ook beter. En kinderopvang zorgt er voor dat kinderen met elkaar in contact komen, ongeacht hun achtergrond.
Ondanks die economische, pedagogische en sociale functie voor de samenleving, zijn er nog steeds drempels die maken dat bepaalde gezinnen de kinderopvang niet gebruiken.
Nieuw decreet
In 2014 werd het nieuwe decreet Opvang van baby’s en peuters uitgerold in Vlaanderen. Vele wijzigingen die met dit decreet samenhangen, zijn intussen goed voelbaar. Zowel Caritas als de Gezinsbond werden de laatste jaren geconfronteerd met ervaringen en verhalen van gebruikers en aanbieders van kinderopvang . Ook via lokale armoedeorganisaties kregen we signalen die wezen op nieuwe moeilijkheden voor mensen in kansarmoede.
Om al die signalen te objectiveren, zetten we een brede bevraging op over de toegankelijkheid van de kinderopvang. We polsten bij ouders, voorzieningen en armoedeverenigingen naar hun ervaringen. De combinatie van die drie perspectieven geeft een vrij volledig beeld van de drempels voor kwetsbare gezinnen in de nieuwe kinderopvang.
Bestellen is betalen
Die nieuwe kinderopvang wordt vooral gedefinieerd door het bestellen-is-betalen-principe. Ouders stellen samen met het kinderopvanginitiatief een opvangplan op, dat de momenten waarop een kind aanwezig zal zijn vastlegt. Wanneer een kind afwezig is, zet het gezin een zogenaamde respijtdag in. Dat is een pakketje van gerechtvaardigde afwezigheidsdagen, waarvoor ouders niet hoeven te betalen.
De wet voorziet een minimum van achttien respijtdagen. Eens die dagen op zijn, betaalt het gezin wel voor elke afwezigheid. Die kost is niet geplafonneerd. Het gebeurt dus dat een gezin meer betaalt voor een afwezigheid dan voor een aanwezigheid.
Samen met vakantie
Opvallend is dat ouders wel betrokken zijn in het opstellen van het opvangplan, maar bij het inplannen van vakantiedagen loopt hun betrokkenheid een stuk stroever. Een minderheid van de bevraagde ouders, zo’n 40%, kon zelf vakantiedagen inplannen. Andere ouders moeten voor de gezinsvakantie respijtdagen inzetten of stemmen hun gezinsvakantie af op de vakantie van de kinderopvang.
Het wordt echt problematisch wanneer de respijtdagen op zijn. Ouders zijn dan verplicht om hun kinderen naar de kinderopvang te brengen, ook al nemen ze zelf verlof. Enkel ouders die het zich kunnen veroorloven het boetebedrag te betalen, kunnen hun kind thuishouden van de opvang.
Ziek naar de opvang
Ouders zetten niet alleen respijtdagen in voor de gezinsvakantie, zo blijkt uit onze steekproef. De respijtdagen worden ook gebruikt bij ziekte, voor het bijwonen van een uitvaart, voor onverwacht verlof of bij wijzigingen in het uurrooster van één van de ouders.
Uit het onderzoek van de Arteveldehogeschool bleek eerder al dat één op tien ouders wel eens een ziek kind naar de opvang brengt. Dat werd bevestigd in onze steekproef. “Ik vind het heel onrechtvaardig dat wanneer kinderen echt ziek zijn, dit ook van de respijtdagen afgaat. Het gevolg is dat mensen hun zieke kinderen naar de opvang brengen”, vertelde een ouder daarover.
Te weinig respijtdagen
Veel kinderopvanginitiatieven vinden zelf dat er te weinig respijtdagen toegekend worden. Slechts 40% van de bevraagde kinderopvanginitiatieven vindt dat er nu voldoende respijtdagen zijn. Vooral de ziektedagen zijn een belangrijke factor om te pleiten voor meer respijtdagen.
Een uitbreiding van het aantal respijtdagen kan een oplossing zijn. Maar vooral moet duidelijk zijn waarvoor de respijtdagen dienen. Ziekteverlof hoort niet thuis bij de respijtdagen van een gezin.
Meer betalen om niet te komen
De helft van de ouders betaalt de normale dagprijs voor afwezigheden buiten de respijtdagen. Bij lager geschoolde ouders ligt dit cijfer anders, zij betalen vaker meer voor een afwezigheid buiten de respijtdagen. Dat komt omdat zij vaker gebruik maken van een laag sociaal tarief, maar bij afwezigheid buiten de respijtdagen toch een vast bedrag moeten betalen.
De kinderopvanginitiatieven bevestigen dit cijfer. De helft geeft aan bij een niet-gerechtvaardigde afwezigheid meer aan te rekenen dan de dagprijs. Meer betalen om niet te komen klopt uiteraard niet. Daarom moet het bedrag voor een niet-gerechtvaardigde afwezigheid beperkt worden tot de dagprijs die een gezin betaalt wanneer een kind wel naar de opvang gaat. Zo betalen ouders met een sociaal tarief bij een afwezigheid niet meer dan hun normale dagprijs.
Sociaal tarief moeilijk te krijgen
De betaalbaarheid van de kinderopvang blijkt voor de meeste ouders een probleem. Eén op de drie ouders vindt de kostprijs te hoog. Sommige ouders kiezen er daarom voor hun kind slechts een beperkt aantal dagen naar de opvang te brengen.
Kwetsbare ouders kunnen beroep doen op het laag standaard minimumtarief. Dat ligt momenteel rond de twee euro per dag. Om dat te bekomen moeten ouders opnieuw langs het OCMW.
Volgens de bevraagde kinderopvanginitiatieven weet slechts zes op de tien ouders die in aanmerking komen, dat ze een sociaal tarief kunnen aanvragen. De toekenning van het laagste tarief kan makkelijker en sneller. Het kan zelfs automatisch, bijvoorbeeld bij ouders met een verhoogde tegemoetkoming.
Complex systeem
Kinderopvangvoorzieningen weten dat er drempels zijn die het voor kwetsbare gezinnen moeilijker maken om toegang te vinden. Het systeem is te complex voor kwetsbare groepen en regelmatig stuit men op een taalbarrière.
“Kwetsbare ouders begrijpen de afspraken vaak niet of ze vinden het moeilijk om zich eraan te houden”, getuigt een kinderopvanginitiatief. “Ze komen één keer inschrijven, maar meestal veel te laat. Dan zien we ze even niet meer en plots staan ze weer aan de deur en dan zou het kindje direct een plaats moeten krijgen.”
Kansengroepen haken af
We peilden bij de kinderopvanginitiatieven naar hun inschatting over de aanwezigheid van kansengroepen in hun omgeving. Eén op de vijf stelt dat er volgens hen geen kansengroepen in hun omgeving wonen. 35% zegt dat ze dit niet weten. Ook hier is nood aan extra bewustwording.
Ouders uit kansengroepen hebben het moeilijker het opvangplan te volgen, zo blijkt ook. “Deze gezinnen hebben vaak te maken met een kluwen van problemen. Hun hoofd staat niet altijd naar het volgen van een opvangplan. Bovendien doen er zich vaak problemen voor of onverwachte situaties waardoor het opvangplan niet gevolgd wordt.”
Kinderopvanginitiatieven en armoedeorganisaties zien dan ook dat ouders uit kansengroepen sneller afhaken. Dat gebeurt vaak omwille van de financiële kost, maar ook veranderingen in de gezins- of werksituatie spelen een belangrijke rol.
Meer ondersteuning
Samen met de lokale armoedeorganisaties zijn de kinderopvanginitiatieven vragende partij voor meer ondersteuning. Ze hebben nood aan hulp van bijvoorbeeld het OCMW of Centrum Algemeen Welzijnswerk bij de ondersteuning van de ouders.
Ook in de toeleiding naar de kinderopvang zijn stappen nodig. Een betere samenwerking tussen de kinderopvang, armoedeverenigingen en de dienstverleners zoals de OCMW’s of de Huizen van het Kind kan zorgen voor duidelijke informatie op plaatsen waar kwetsbare mensen komen.
Als we willen dat de kinderopvang haar rol in de samenleving kan blijven spelen, dan moeten we hen daarbij helpen. Het uitbouwen van de gezinsondersteunende functie van de kinderopvang kan daar in helpen.
Kinderopvanginitiatieven die ouders willen ondersteunen in hun rol als opvoeder, moeten op hulp kunnen rekenen van de lokale overheid. Zeker met de lokale verkiezingen in het vooruitzicht, hopen we dat lokale politieke partijen daar werk van willen maken.