Interview Cathy Berx, Kathleen Helsen en Leen Apers
In gesprek met Cathy Berx (gouverneur provincie Antwerpen), Kathleen Helsen (Gedeputeerde bevoegd voor Wonen & flankerend onderwijs) en Leen Apers (Dienst Wonen) over de precaire realiteit van woonwagenbewoners en de ruime, huidige maatschappelijk en politieke context vanuit het perspectief van de provincie Antwerpen.
Welke initiatieven ondernam of ondersteunde de provincie Antwerpen voor woonwagenbewoners?
Cathy Berx: “Toenmalig Vlaams Minister van Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois droeg mijn inziens terecht de taak op aan de gouverneurs om te bemiddelen met lokale besturen wanneer voyageurs of rondtrekkenden op zoek waren naar een tijdelijk verblijf in de provincie. Vanaf de paasvakantie trekken ze geregeld door het land op zoek naar een pleisterplaats.
Dat is geen makkelijke opdracht, maar ik heb ze uiteraard wel meteen ter harte genomen. Voor de uitbraak van de coronapandemie bemiddelde ik zo’n vijftal keer per jaar over het tijdelijk verblijf van rondtrekkenden in een gemeente. Voorts maakten we modelreglementen met afspraken en retributies die gemeenten kunnen gebruiken.
Omdat plekken vinden niet makkelijk is, vond ik een voor-vorige deputatie bereid om te investeren in een doortrekkersterrein. Initieel was het de ambitie om er één in te richten in elke regio. Het is bij één gebleven, met name het doortrekkersterrein in Lille, met 25 plaatsen.
Naar aanleiding van die opdracht werd ik ook geregeld aangesproken over uitdagingen m.b.t. woonwagenparken, in het bijzonder door de stad die er een sterke traditie in, maar ook soms kopzorgen door heeft, m.n. Mortsel. Sinds ik gouverneur ben, bezocht ik al behoorlijk wat van onze woonwagenparken en besprak ik aandachtspunten met de politiek verantwoordelijken om concrete problemen van lokale besturen naar best vermogen te helpen oplossen.”
Kathleen Helsen: “In Lille werden er kijkdagen georganiseerd zodat de hele buurt kon kennismaken met het nieuwe doortrekkersterrein in Lille. Zo ontstond meer kennis en begrip voor het doen en laten van rondtrekkenden in de buurt.”
Leen Apers: “Vanuit het doortrekkersterrein in Lille werden verschillende initiatieven opgezet en ondersteund. Ten eerste werd er een sociaal-medisch netwerk op het doortrekkersterrein in Lille gevormd met medewerking van een huisartsenpraktijk, een dierenartsenpraktijk, het mobiel vaccinatieteam, de provincie Antwerpen, Caritas Vlaanderen, Kind & Gezin, het CAW en de lerarenopleiding en de opleiding sociaal-maatschappelijk werk van Hogeschool Thomas More.
Daarnaast trachten we met Caritas Vlaanderen een vrijwilligerswerking op te starten op het woonwagenterrein rond speelse leeractiviteiten onder de naam van ‘Spelcaravan’. We namen deel aan de klankbordgroep van het HIVA-onderzoek. Tot slot participeren we in een structureel overleg van de doortrekkersterreinen (Gent-Kortrijk-Asse-Lille) en onderhouden we contacten met de residentiële terreinen in Vlaanderen en Wallonië.”
Er is een subsidiereglement, beheerd door het agentschap wonen-Vlaanderen, dat woonwagenterreinen tot 100% subsidieert en toch blijft het tekort, bevestigd door het HIVA rapport, prangend en zelfs toenemend. Waar zien jullie de drempels?
Cathy Berx: “Gebrek aan fysieke ruimte en menskracht voor een goede begeleiding in combinatie met de vrees voor weerstand en een zeer beperkt, zo niet afwezig maatschappelijk draagvlak. Covid, de opvang van ontheemden uit Oekraïne, de opvang van vluchtelingen … de lokale besturen, OCMW’s en gemeenten, zijn de laatste circa 10 jaar echt wel met buitengewoon veel en complexe problemen geconfronteerd. 100% subsidie voor de aanleg is één zaak, maar voor de bijkomende inspanningen, opvang, begeleiding naar school en werk, medische zorg… staan de gemeenten en de provincie in hoofdzaak zelf in.”
Kathleen Helsen: “De dienst wonen heeft in Antwerpen twee fulltime mensen in dienst om het reilen en zeilen op het doortrekkersterrein in goede banen te leiden. Verder zorgen zij ook voor afstemming met de lokale besturen en houden zij evaluatievergaderingen.
Die zorgen en uitdagingen mogen niet worden onderschat of ontkend, want ze zijn er wel degelijk. In lokale besturen met een woonwagenpark op het grondgebied is er niet zelden een medewerkers die zich haast voltijds inzet om alles in de best mogelijke banen te leiden.”
Welke mogelijkheden ziet u om op lange termijn het tekort aan staanplaatsen aan te pakken?
Cathy Berx: “Zolang de oorlog in Oekraïne duurt en de opvang van ontheemden echt buitengewoon veel inspanningen vergt, zie ik niet gauw veel veranderen. Zodra de oorlog achter de rug is, hoop ik dat de lokale besturen even kunnen recupereren. 2023 en 2024 worden sowieso al heel uitdagende jaren. Een volgende stap kan zijn dat de Vlaamse regering voor elke van de 15 regio’s een zeker streefcijfer oplegt en daarbij niet enkel de volledige kost van de aanleg van woonwagenterreinen dekt, maar ook de extra kosten voor de begeleiding en ondersteuning.”
In Frankrijk schrijft de Wet Besson II voor dat gemeentes vanaf 5000 inwoners verplicht zijn om een plaats te kunnen voorzien. Ziet u in deze aanpak potentieel voor de Vlaamse/Belgische regelgeving?
Cathy Berx: “Belangrijker dan de formele verplichting in de wet, is de wijze en mate van uitvoering van die opdracht, evenals de randvoorwaarden waarmee die formele plicht gepaard gaat en de eventuele sancties op de niet correcte naleving ervan.
Frankrijk is bovendien moeilijk te vergelijken met Vlaanderen: het is een groot land, met behoorlijk veel open ruimte en veel dorpen met een zeer lage bevolkingsdichtheid. In het kleine Vlaanderen zijn de ruimteclaims: natuur, landbouw, wonen, industrie, bos, gemeenschapsvoorzieningen veel groter dan er ruimte beschikbaar is. Dit maar om te zeggen dat het echt wel complexer is dan het lijkt. Het lijkt me onze plicht en verantwoordelijkheid om daar niet licht overheen te stappen.
Niettemin lijkt, zoals gezegd, een goed omkaderd streefcijfer per regio wel realistisch en haalbaar. Soms helpt dit om wat zeer lastig haalbaar blijkt alsnog te realiseren.”
Leen Apers: "Er is een groot verschil tussen landen m.b.t. toelaten en faciliteren van de rondtrekkende cultuur. In Frankrijk is die zeer uitgesproken aanwezig en aanvaard. In België eerder beperkt. En in Nederland is er haast niets tot zelfs een verbod.
Belgische Roms klagen wel vaak over volzette terreinen en ondermaatse hygiëne op Noord-Franse terreinen. Bijgevolg is er een grote nood aan meer terreinen nabij de grens Frankrijk/België, een frequente doorreisroute voor Rom.”
Alleen al op het referentieadres beheerd door Caritas staan zo’n 70-tal kinderen van woonwagenbewoners ingeschreven die niet voldoen aan de leerplicht. Jaarlijks krijgt de stad Antwerpen hiervan melding, maar zij kijken toe met de handen in het haar – want deze kinderen verblijven niet per definitie in Antwerpen. Wie kan hiervoor actie ondernemen?
Cathy Berx: “Als het gaat over door Caritas beheerde referentieadressen dan is Caritas mogelijk ook op de hoogte van de reële verblijfplaats van deze jongeren, waarna contact kan worden opgenomen met de gemeente van effectief verblijf, waarna de begeleiding naar de school kan volgen.
In de periode dat ik ondervoorzitter was van het OCMW van Antwerpen gebeurde het wel eens dat – wanneer echt alle middelen van vrijwilligheid door sensibilisering…- uitgeput waren, de uitbetaling van een deel van het leefloon afhankelijk werd gemaakt van de inschrijving van de kinderen in een school en het volgen van de lessen, zoals dat voor elk kind geldt. Als woonwagenbewoners door eigen inspanningen over voldoende inkomen beschikken, bestaat die hefboom uiteraard niet.
Sommigen vonden dat nodeloos repressief. Vanuit het perspectief van de minderjarige kinderen is dat eerder sociaal en emancipatorisch. Zeker voor de meisjes die niet zelden op zeer jonge leeftijd (moeten) trouwen.”
Leen Apers: “We volgen het onderwijsproject met referentiescholen van IN-Gent op en willen deze methodieken mee implementeren in de werking van het doortrekkersterrein in Lille.
Daarnaast zetten we het project Spelcaravan op met Caritas en zorgen er zo voor dat er een speel/leskoffer aanwezig is op het doortrekkersterrein.
Tot slot bekijken we de samenwerking met zomerscholen en zorgen voor een aanbod basis leerpakketten.”
Woonwagenbewoners, de rondtrekkende beroepsbevolking en vreemdelingen zonder wettig verblijf worden niet langer benaderd vanuit het integratiebeleid. Wat vindt u hiervan en heeft u hiervan op provincieniveau gevolgen ervaren?
Kathleen Helsen: “We merken dat de doortrekkers die we ontvangen op onze terreinen goed begeleid moeten worden. Maar we gaan geen zaken in hun plaats doen, we willen ze vooral ondersteunen en versterken om zelf verantwoordelijkheid op te kunnen nemen.”
Cathy Berx: “Als de specifieke ervaring en daardoor expertise die op Vlaams niveau opgebouwd was, verloren gaat, verdwijnt helaas de ondersteuning die lokale besturen zeer goed kunnen gebruiken. Dit gaat om ondersteuning in het vervullen van hun eigen taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van woonwagenbewoners, maar ook om het draagvlak bij de bredere gemeenschap zo nodig te versterken.
En inderdaad: ondersteuning en begeleiding betekent niet: verantwoordelijkheden ontnemen, maar versterken waar nodig op vlak taal, maatschappelijke integratie… zodat mensen over de competenties beschikken om hun leven zelfstandig uit te bouwen, de rechten van hun kinderen op onderwijs te waarborgen…”
Leen Apers: “De structurele kennis en informatiedeling rond de doelgroep is inderdaad helaas volledig stilgevallen. Dit gebeurt nu enkel nog beperkt en enkel op eigen initiatief van de doortrekkersterreinen.
Algemeen overleg, kennisdeling en bepalen toekomstige doelstellingen ter verbetering ondersteuning doelgroep is en blijft wenselijk én noodzakelijk. Het digitaal platform dat opgericht werd om het integratiebeleid te ondersteunen, werkt niet of onvoldoende.”
“Voor een efficiënte aanpak van de problematiek van rondtrekkende groepen is er behoefte aan bovenlokale coördinatie en afstemming. Gemeenten moeten met elkaar kunnen overleggen en er moeten intergemeentelijke afspraken worden gemaakt, onder meer over de periode en de frequentie van het verblijf van rondtrekkenden en over het aantal gezinnen dat op de pleisterplaatsen terechtkan. Om het hele proces in goede banen te leiden, worden de provinciegouverneurs met de coördinatie ervan belast.”
In de omzendbrief van 2017 betreffende rondtrekkende woonwagenbewoners worden gouverneurs belast met de coördinatierol van pleisterplaatsen en tijdelijk verblijf, welke vragen krijgt de provincie? Hoe frequent?
Cathy Berx: “De belangrijkste vragen gaan over een plek om één tot twee weken te mogen blijven staan, het gebruik van nutsvoorzieningen, de correcte vergoeding voor gebruik én het waarborgen van de veiligheid.
Voor de coronapandemie behandelden we gemiddeld een vijftal vragen per jaar. Dat zijn er niet al te veel. Ze zijn wel steeds redelijk complex.”
Wisselt u hierover praktijken uit met medegouverneurs?
Cathy Berx: “Voor de coronapandemie bespraken we dit topic zo nu en dan op het college van gouverneurs. Inmiddels lijkt dat alweer heel lang geleden…”
Hoe leeft de problematiek van het standplaatsentekort bij gemeentes en wat maakt dat lokale besturen wél dan niet ontvankelijk zijn voor deze groep? Hoe kan de provincie hierin een rol spelen?
Cathy Berx: “De laatste jaren hebben ook de gemeenten me niet meer aangesproken over deze problematiek. Geen van de gemeenten heeft het bijvoorbeeld geagendeerd op het halfjaarlijks burgemeestersoverleg en voorlopig is het evenmin een punt aan de agenda op de werkbezoeken aan de gemeenten.”
Kathleen Helsen: “De belangrijkste rol die de provincie tot nu toe speelde, is de grote investering in het doortrekkersterrein van Lille en de inspanningen om het samenleven daar vlot te laten gaan.
De ontvankelijkheid hangt samen met een zekere vertrouwdheid en ervaring.
Overigens ook andere gemeenten zoals Herentals hebben een behoorlijk goed uitgebouwd woonwagenterrein.”
Leen Apers: “Het jaarrapport doortrekkersterrein Lille wordt zowel gedeeld met de burgemeesters van Lille, Beerse en Vosselaar, alsook met de hulpdiensten en politie. Op vraag kan er extra toelichting gegeven worden over de cijfers en werking van het terrein, alsook over ruimere kennisdeling m.b.t. woonwagenbewoners. Het jaarrapport 2022 is nog in opmaak.
Terreinbeheerders zijn beschikbaar op het terrein, per mail en telefoon voor vragen, klachten, bezorgdheden.
Voor de Vlaamse Roms is er een merkbaar tekort aan residentiële terreinen. Ze staan vaak voor langere periode op campings of op terrein in eigendom van familie zonder voorzieningen of vergunning. Door verandering op vlak van werkgelegenheid is rondtrekken minder een must.
Gemeenten zijn geen vragende partij om deze doelgroep op hun grondgebied te ontvangen, laat staan te huisvesten, omwille van ontbrekende lokale binding en beperkte deelname aan lokale inburgeringsinitiatieven en/of onderwijs. Woonwagenbewoners zelf stellen zich gereserveerd op vanwege historiek en andere levensopvattingen m.b.t. de rollen man, vrouw, kinderen en familie.”
Beelden: Provincie Antwerpen, Britt Guns