De Lübecksite is geopend. Jij bent aangesteld als coördinator. Heb jij ervaring in dit soort werk?

“Sylvie Servranckx: “Ik put uit verschillende soorten ervaring. Zo was ik coördinator van het opvangcentrum van Lint en nadien van de Rode Kruiscentra van Steenokkerzeel van Caritas International.be. In Steenokkerzeel was de bezetting vergelijkbaar met dit project op de Lübecksite (+/- 100 man), in Lint waren er ongeveer 200 mensen. De functie was tweeledig: ik stond in voor de mensen en ik diende ook mijn team aan te sturen. In Lint was dat 15 man, in Steenokkerzeel waren het een tiental mensen. Die ervaringen met collectief wonen blijken nuttig voor mijn huidige werk.

In de laatste asielcrisis was de nood aan opvang zo groot, dat noodplaatsen werden gecreëerd in infrastructuur die daarvoor niet als opvang werd gebruikt. Nadien werden de mensen toegewezen aan andere opvangplaatsen in het reguliere netwerk. Ik ben toen voor Caritas International.be noodplaatsen gaan opzetten op drie campings in Wallonië. Een groep mensen kon intrekken in stacaravans. Die waren gerieflijk, want de kleine behuizing was voorzien van een keuken en sanitair. Een andere, grotere, groep bivakkeerde in tenten. Voor hen moesten we catering en sanitair organiseren. Het werk liep dag en nacht door: 7 op 7, 24 op 24. Heel snel diende zich een vrijwilligersgroep aan. In september 2015 kregen we de opdracht de plaatsen te openen, in december werd hij weer ontruimd, want hij had de faciliteiten niet om te kunnen overwinteren. Deze opdracht was kort, maar intens. De mensen waren gevlucht in familieverband, ze wilden samenblijven. Het ging voornamelijk om Syriërs, Irakezen, Afghanen. In de noodopvangplaatsen werden, op een niet-organische manier, intranationale groepen gecreëerd. Na enkele maanden werden de mensen dan opnieuw herplaatst.

Van 2008 tot 2013 werkte ik als kinesist in een Wijkgezondheidscentrum in Sint-Niklaas. Ik kwam er terecht toen het pas opgestart, nog klein en in volle expansie was. In Sint-Niklaas en omstreken woonden op dat ogenblik twee zeer grote Roma clans uit Slowakije en Tsjechië. Zij woonden in woonsten, niet in kampementen. Toen geraakten zij nog aan behuizing, later kwam de antikraakwet. Zij hadden het niet breed, maar net iets breder dan de Roemeense Roma, denk ik. Zij kwamen bij uitstek in aanmerking voor de werkwijze die we daar in het centrum hadden: patiënten moesten zelf niet financieel bijdragen. Het Wijkgezondheidscentrum kreeg per patiënt een maandelijkse bijdrage rechtstreeks van het Riziv, om de zorg te kunnen garanderen. Bijna de helft van de mensen die ik er als kinesist behandelde, was Roma. Zij kwamen naar het centrum, maar ik ging ook aan huis. Ze lieten er zich, geheel volgens hun open gewoonten, te midden van de familie behandelen, niet in een aparte ruimte. Ik zag het als een heel geprivilegieerde relatie met mijn patiënten. Ik kreeg vragen van de familie die zich rond de patiënt hadden geschaard, ik kon openlijk ervaren hoe zij mij beoordeelden. Ik mocht in hun leven binnenstappen. Dat was een fijne ervaring, maar doet tegelijk niets af aan het feit dat het soms toch moeilijk was. Wanneer zij een afspraak in het centrum hadden, hadden ze veelal geen benul van tijd. Zo gebeurde het wel eens dat iemand twee uur te laat kwam, maar toch verwachtte behandeld te worden. Ik diende te jongleren met de marge die ik mezelf stelde. Met humor kreeg ik veel gedaan.

Als prille twintiger begon ik mijn loopbaan bij het Withuis Voluntariaat, een kleine Belgische ngo die instond voor de formulering en uitvoering van ontwikkelingsprojecten. Ik werkte voor hen één jaar in Rwanda, tot we omwille van de genocide werden weggehaald door de Blauwhelmen. Na die periode vroeg het CBM* mijn werkgever of ik in Goma (Oost-Congo) mee kon inspringen in een noodhulp project. Als gevolg van de genocide in Rwanda vertrokken er twee grote vluchtelingenstromen naar respectievelijk Congo en Tanzania – Uganda. Daar organiseerden de vluchtelingenkampen zich: beide landen vingen meer dan één miljoen vluchtelingen op. Ik werd geconfronteerd met een urgentiesituatie voor een enorme massa mensen. Een jaar lang maakte ik deel uit van de organisatie van dit fenomeen in Congo, daarna ook nog een half jaar in Tanzania. Ik maakte er de naweeën van de genocide mee. De kampen waren nog veel meer ‘basic’ dan hier op de Lübecksite. Families woonden er op een paar vierkante meter, en moesten zich beredderen met niets dan wat stokken en een tentzeil. Goma was een vulkaangebied, de ondergrond was steenhard. Er een kamp opzetten was een nachtmerrie. Tanzania was een heel ander land en klimaat. Op het ogenblik dat ik er begon te werken, verbleven de mensen al een jaar in het vluchtelingenkamp Ngara. Ik herinner me nog mijn verbazing tijdens de vlucht ernaartoe: we vlogen boven het kamp en ik zag een schoon gestructureerd patroon van straatjes waarlangs adobehuisjes** waren opgetrokken.

Dit project heeft raakvlakken met de Lübecksite, maar ook grote verschillen: het project ‘postmobiel wonen’ is structureel, en geen noodhulp. Het biedt perspectief: alles wat we hier doen, moeten we zien in een breder kader: hoe kunnen we de mensen het beste ondersteunen naar een leven hier in België?”

* Het CBM, dat is Christoffel-Blindenmission, een grote Duitse ngo. Zij werkten oorspronkelijk ter preventie van blindheid, maar hun opzet verbreedde naar de opvolging van mensen met diverse medische problematieken en de begeleiding van het eraan gekoppelde revalidatieproces.

** Adobehuisjes: huizen van ongebakken kleisteen. Die klei kwam rechtstreek uit de bodem, werd in een mal gestampt en dan gedroogd in de zon.

Aan de opening van de Lübecksite ging een heuse voorbereiding vooraf. Wat zijn je verwachtingen van het project? Wat hoop je te kunnen realiseren?

“Ik heb verwachtingen voor mijn eigen team, maar ook in het kader van de samenwerkingen met de Stad. Ik heb daarnaast verwachtingen naar de bewoners toe, al zijn dat misschien een beetje gemaskeerde verwachtingen. Zij moeten hun weg gaan, en zij moeten daar zelf voor kiezen. Ik kan alleen maar hopen dat ze hun weg gaan. Ze maken keuzes en misschien zijn dat niet de keuzes die jij of ik zouden maken. Er is ingetekend op dit project, en daar is niet echt een resultaatsverbintenis aan gekoppeld. Sommigen kunnen geredeneerd hebben dat ze de komende drie jaar een stabiele woonst hebben. Die verwachting is dan al ingelost voor hen. De komende drie jaar zitten ze goed. Die opvatting strookt niet met de sociale en politieke boodschap die is gebracht. Als beheersteam staan we hier wat verder vanaf dan bijvoorbeeld het team begeleiding. Onze opdracht is het samenleven zo goed mogelijk te laten verlopen, hier en nu, praktisch en organisatorisch. Wij, beheerders van de site, zijn niet de coaches in het opleidingstraject, de taalcursus of de opvoedingsoriëntatie.

Mijn verwachtingen naar het team? In eerste instantie hoop ik dat we een team kunnen vormen. We zijn allemaal een beetje in het diepe gesprongen met dit nieuwe project. Het bindingsmiddel tussen ons is de absolute motivatie en het enthousiasme om het zo goed mogelijk te doen. We begeven ons op organisatorisch gebied, maar ik geef ook ruimte en tijd aan groepsdynamiek binnen het team. We moeten weten wie welke sterktes heeft, ons werk synchroniseren. Op de vragen van de bewoners moeten we een antwoord formuleren dat synchroon is voor heel het team.

Naast ons, 6 beheerders, zijn er de mensen van Stad Gent: het team begeleiding, het team basiseducatie, een medewerker maatschappelijke oriëntatie, 2 mensen die zich bezig houden met activering, toeleiding naar arbeid, en enkele coördinatoren. Mijn eerste verwachting naar hen is dat ze heel goed weten van elkaar wat hun verantwoordelijkheden zijn én niet zijn. We zijn veel vaker bij de mensen op de site, wat maakt dat we ons moeten hoeden om een mandaat over te nemen dat eigenlijk bij iemand anders ligt. Dat is niet evident. Als ik vragen krijg rond werk, moet ik doorverwijzen naar andere collega’s. Niet altijd is de scheidslijn zo duidelijk. Iemand is in het weekend dringend opgenomen in het ziekenhuis, dat hebben wij opgevolgd, tot maandagochtend, want dan ligt de medische opvolging bij andere medewerkers. Als een medewerker basiseducatie een vraag krijgt om een tafel te mogen zetten in de keuken, dan is dat een vraag voor ons. Die mandaten moeten voor iedereen duidelijk zijn en gerespecteerd worden. Een tweede verwachting is een manier te vinden om onze werkingen te synchroniseren. Wij, beheerders, hebben het mandaat om activiteiten te ontplooien voor de bewoners op en naast de site. We bekijken dan welke aspecten van het begeleidingstraject we daarin kunnen meenemen, bv. met het oog op toeleiding naar werk. De concrete uitwerking is, in mijn ogen, dat we het gevoel hebben goed bezig te zijn, niet in mekaars weg te lopen, het gevoel te hebben dat het zin heeft wat we doen. Dat vraagt overleg en creativiteit.

Ik ben er nuchter in: ik gun ons een jaar om op poten te staan. Het team krijgt ook de terugkerende opdracht om te reflecteren over ons inhoudelijk werk. Ons mandaat is vierledig: terreinbeheer, animatie, vrijwilligerswerking en buurtwerking. Het meest dwingende is de animatie: welke activiteiten willen we ontplooien? De kinderen hebben niets om handen. Een voorbeeld van terreinbeheer is het sorteren van het afval, dat moeten we bij regelmaat inoefenen. Of de verfraaiing van het terrein, dat doen we samen met de mensen, zij hebben hierin ook inspraak. Of het poetsen bijvoorbeeld, dat is geen vrijblijvend gegeven, dat gebeurt niet ad hoc, dat is niet mijn aanpak. Een rode draad in alle activiteiten is mijn houvast. Doordat ze participeren en door wat ze ervoor in ruil krijgen, gaan mensen hierin mee. Wat ik wil, is dat de mensen die hier wonen, zich thuis kunnen voelen. Maar dat houdt ook in dat ze zich toe-eigenen hoe we het hier georganiseerd willen zien. We bekijken momenteel of we de sanitaire blokken niet kunnen toewijzen aan bepaalde groepen op het terrein, zodat zij zich hiervoor verantwoordelijk voelen. Hoe betrek je mensen? Hoe ver laat je toe dat mensen inspraak hebben? Hoeveel ruimte geef je hen? We starten daarom met een bewonersraad.”

De Lübecksite is begin november geopend. Hoe is de eerste kennismaking al verlopen?

“Voor de site werd geopend, zijn we de twee groepen, aan het Doortrekkersterrein en aan de Aziëstraat, gaan bezoeken om het contract toe te lichten. Zij die wilden instappen in het traject, mochten de site komen bezoeken. Sommigen zagen het zo zitten, anderen hadden hun twijfels, nog anderen besloten toch niet in te stappen. We zijn dan gestart met twee weken onthaal. Niet iedereen was dadelijk mee in het verhaal. Er zijn al mensen kwaad op me geworden, maar ik weet dat zij hun kwaadheid op de situatie tegen mij uiten. Het stereotype beeld van Roma is dat zij niet gemakkelijk iemand toelaten binnen hun clan. Toch vind ik dat ze zich snel open hebben opgesteld naar ons toe. De meeste mensen vinden hier stilaan hun plek. In de Aziëstraat hadden ze een barak met meer ruimte dan hier. Op het doortrekkersterrein golden er ook al samenlevingsregels, maar hier is het toch wel anders. Na verloop van tijd zie ik dat de mensen de regels begrijpen en hun best doen om zich eraan te houden. Ik zie gedragsverandering.

We hebben de tijd gelaten aan de bewoners om de regels te leren kennen, en aan ons om ze op hen af te stellen. Vanaf december zijn we begonnen met zo nodig te sanctioneren. Soms vragen de bewoners om een activiteit toe te laten die nauw verbonden is met hun traditie. Zo hebben we hier al een aantal keer varken of schaap aan ’t spit gezien met de feestdagen.”

Welke COVID-maatregelen worden getroffen op de Lübecksite?

“COVID-19 is een serieus aandachtspunt. We gebruiken een draaiboek met grondregels: buiten en in alle collectieve gebruikerslocaties is het verplicht een mondmasker te dragen, we afficheren ter sensibilisering, we zorgen voor voldoende ontsmettingsmogelijkheden, we leggen maxima op voor het aantal personen in de verschillende gemeenschappelijke ruimtes, voor iemand die terugkeert uit een rode zone is quarantaine georganiseerd. Er zijn ook afspraken met de Stad gemaakt wanneer er corona zou uitbreken op de site. Iedereen is op de hoogte en we staan paraat.”

De bewoners van de Lübecksite zijn hoofdzakelijk Roma. Is deze doelgroep anders dan een andere?

“Ja en nee. Hun homogeniteit bestaat erin dat ze dezelfde etnische afkomst hebben. Maar deze groep is toch niet één groep: het gaat om verschillende familieclans. Ze kunnen niet d’office met elkaar overweg. Er zijn ook enkele autochtone mensen bij die uit een situatie van dakloosheid komenj. Over en weer heerst er wat ambiguïteit tussen de Hongaren, Polen, Slowaken en Belgen in de groep. Waar de Belgen spreken over ‘die zigeuners’, wantrouwen de Roma soms de alleenstaande Belgen: ‘Komt die in dezelfde keuken als mijn vrouw?!’.

Maar homogeen zijn ze dan weer wel, omdat ze zich allen in een legaal niemandsland bevinden, een ‘tussentijd’, totdat ze weer verder kunnen met hun leven. Meestal is er een traject mogelijk naar een betere economische omstandigheid en een betere huisvesting. De mensen worden toegeleid naar een structurele oplossing. Dat lag van bij het begin van dit project duidelijk op tafel.”

Welke vragen heb je zelf bij het project?

“We zijn met minder mensen gestart dan voorzien, namelijk met 90 bewoners. Wat met het selecte groepje mensen die niet zijn kunnen instappen in het traject: partners, kinderen, broers, zussen? Zij circuleren ergens rond en vragen om te mogen instappen, op grond van hun nauwe familierelatie. De Stad heeft dit in beraad. Het is een pertinente vraag.

De opzet van het project is dat de mensen een structurele oplossing vinden. We spreken van een afbouwscenario. Maar wij krijgen nu al vragen van andere sociale organisaties met een wachtlijst. Zij stellen zich de vraag: ‘Wanneer er plaatsen op de Lübecksite vrijkomen, kunnen die dan ingevuld worden met onze mensen?’. Ook deze pertinente vraag ligt bij de Stad.

Of de verwachting om voor iedereen een plaats te vinden, zal worden vervuld, zal afhangen van de wil van de mensen om iets aan hun situatie te veranderen, én of er veel aan te veranderen valt. Wat is de toekomstoriëntatie van een persoon van 64? Wat met een koppel met een zware medische problematiek? Anderen zijn dan weer erg laag geschoold. Die trends zet zich vaak door bij de volgende generatie: we hebben hier bijvoorbeeld hyperjonge ouders van 18-20 jaar. Een veranderingsproces realiseren in 3 jaar is dan niet ruim gemeten.”

Waar haal jij je motivatie vandaan?

“Ik doe dit soort werk al mijn hele leven. Ik zoek zinvolle ervaringen. Ik vind dit ook super plezant om te doen. Het is meer als een job, het houdt mij dag en nacht bezig, het zet mij aan tot nadenken. Ik zie het als een onwaarschijnlijk intellectuele stimulans voor mezelf om hier iets mee te doen. Het passioneert mij, vreet mij op en haalt mij soms onderuit. Het doet mezelf in vraag stellen. Ik vind het fijn om met mensen bezig te zijn, op dagdagelijkse basis. Ik kom vanuit mijn thuis en wordt hier opgeslorpt in deze microkosmos om ’s avonds weer te worden uitgespuwd. Ik raak geënergetiseerd. Ik vind het fijn om mensen hier echt te ontmoeten: door op te staan met hen en ’s avonds laat pas naar huis te gaan. Ik maak verschillende momenten mee in het dagdagelijkse leven van de groep. Daardoor verlaat ik enigszins de positie van professionele medewerker, en ben ik mens in gesprek met een andere mens. Dan heb ik mijn doel bereikt.”

    Perspectief wonen Lübecksite Gent

    Caritas Vlaanderen staat in voor het beheer van het opvanginitiatief 'Postmobiel wonen' te Gent. Dit project is een samenwerking met Stad Gent.

    Interview Mathias De Clercq n.a.v. opening Lübecksite

    Caritas Vlaanderen interviewde Mathias De Clercq over het project 'Postmobiel wonen' op de Lübecksite in Gent

    Interview Kathleen Vervaet, taalbegeleider Lübecksite

    Interview Kathleen Vervaet, taalbegeleider Lübecksite: "Drie jaar zullen de Roma intens begeleid worden en mijn collega Erika en ik gaan hen Nederlands leren, meer nog, we gaan de meesten alfabetiseren."