Beeld: Dirk Beersmans in 1977, "de eerste ervaring van rom kinderen met papier, schrijf- en knutselgerief, letters en cijfers"

Dirk Beersmans, een naam die veel woonwagenbewoners bekend in de oren klinkt! Als 18-jarige kwam Dirk voor het eerst met woonwagenbewoners in contact via een oproep naar vrijwilligers. Terugblikkend op een lange carrière, kunnen we concluderen dat Dirk er zijn levenswerk van maakte om de belangen van deze groep te behartigen. Jarenlang spendeerde hij vooral héél veel tijd op de verschillende terreinen. Zo leerde hij de Belgische woonwagenbewoners bijzonder goed kennen.  

Het woonwagenwerk in Vlaanderen is oorspronkelijk ontstaan in een caritatieve context, alles wat gebeurde was ‘uit zorg voor’. Vooral priesters trokken zich het lot van woonwagenbewoners aan. In de jaren 1960 en ‘70 werden door een aantal spilfiguren kleine vzw’s opgericht ter belangenbehartiging van de woonwagenbewoners, o.m. Zwaluwnest, woonwagenwerk Limburg, een werking binnen Bond Zonder Naam, … In 1976 werden deze op initiatief van de overheid uiteindelijk verzameld in het ‘Vlaams Overlegorgaan Woonwagenwerk’, waarvan Dirk een jaar later coördinator werd.  

Wanneer woonwagenbewoners aankwamen in een bepaalde gemeente, sloeg men vaak in paniek: de buurt én het lokaal bestuur.  Omdat de doelgroep voortdurend van de ene gemeente naar de andere werd verjaagd, stelde Dirk het thema ‘wonen’ als prioriteit, inclusief het lobbyen voor nieuwe terreinen en het bemiddelen om bestaande locaties voor woonwagenbewoners te behouden en/of in te richten.  

Door steeds op de terreinen te komen en naar de bewoners te luisteren, wist hij als geen ander waar de noden lagen. 

Bij de mensen thuiskomen, dat was heel belangrijk én aangenaam. Je leert hen kennen. Veel woonwagenbewoners zijn heel charmant en dankbaar.

Dirk Beersmans

Ook met de beheerders van de later ontwikkelde terreinen onderhield hij goede contacten, hij bracht hen regelmatig samen. Hij onderhandelde met woonwagenbewoners, gemeenten, provincies en op Vlaams niveau. Hij vormde dan ook de brug tussen de woonwagenbewoners, hulpverleners, andere woonwagenwerkers en het beleid. Vanuit het Vlaams Overleg Woonwagenwerk, later opgegaan in het Vlaams Minderhedencentrum en Kruispunt Migratie-Integratie, fungeerde hij als aanspreekpunt en bundelde hij alle vragen, noden en belangen.  

Naar het voorbeeld van de subsidieregeling in Wallonië, pleitte Dirk voor een subsidieregeling in Vlaanderen. Met succes: de subsidie die oorspronkelijk 60% van de kosten dekte, werd opgetrokken tot 90% (en bedraagt vandaag zelfs 100%). In zijn functie als belangenbehartiger van woonwagenbewoners, was Dirk zich echter wel bewust van de wankele positie van de verworven rechten. Hij bleef op zijn hoede voor stilzwijgende veranderingen in de wetgeving omtrent stedenbouw, referentieadres en subsidies voor woonwagenterreinen die in het nadeel speelden van woonwagenbewoners.  

Terreinen en bemiddeling 

Wanneer families al enige tijd in een gemeente verbleven, ontstonden er lokale opportuniteiten. De lokale besturen werden voor een keuze gesteld: families wegsturen, maar dan werd er sterk gereageerd door het woonwagenwerk, of de families laten blijven, maar dan kon dat best beter georganiseerd en met meer ondersteuning verlopen.  

Een strategie die in beide situaties hielp: zorgen dat een verdrijving werd opgeschort. Daardoor kwam er de mogelijkheid om in gesprek te gaan met het gemeentebestuur of om de paniekreactie te ontmantelen door de dialoog te openen tussen de gemeente en woonwagenbewoners. De buurt raakte dan langzaam gewend aan de aanwezigheid van woonwagenbewoners en zo viel het protest uit de buurt stil. Soms lukte het bovendien ook om een stedenbouwkundige vergunning te bepleiten, iets wat vandaag een onoverkomelijke uitdaging lijkt. 

Een ander krachtig wapen was de pers. Het verhaal van minderheidsgroepen kon vroeger rekenen op heel wat draagvlak. De publieke opinie leek te begrijpen dat woonwagenbewoners een plek nodig hadden om zich te kunnen integreren en dat het op-de-lange-baan-schuiven van het terreinentekort niet tot oplossingen leidde. Dit draagvlak lijkt vandaag grotendeels verdwenen, de pers brengt eerder een polariserend effect teweeg. 

Vanaf het einde van de jaren ’90, kwamen woonwagenbewoners opnieuw meer in de problemen door de opkomst van voor deze doelgroep niet aangepaste regelgeving. Terreinen creëren veronderstelt niet enkel politieke moed, maar ook jarenlange stedenbouwkundige procedures.  Een aantal woonwagenbewoners kochten bijgevolg privéterreinen aan, maar lokale besturen weigerden deze te vergunnen. 

Dirk zocht binnen de lokale context naar schepenen, burgemeesters, politici, verenigingen en inwoners die oor hadden naar het bevorderen van het welzijn van deze groep. Zo ontstonden er in tal van gemeenten niet alleen aangelegde terreinen, maar ook onderwijsprojecten. 

Evoluties in de maatschappij  

Het thema van woonwagenwerk verschoof talloze keren van beleidsdomein: van Welzijn, over Cultuur, naar Inburgering en integratie. In de jaren 1990 ging het woonwagenwerk op in het Vlaams Minderhedencentrum, dat in 2013 op zijn beurt opging in het Agentschap Integratie en Inburgering.   De sturende overheid had voor de problematiek van woonwagenbewoners binnen het agentschap weinig tot geen aandacht. Dirk betreurde het gebrek aan politiek-maatschappelijke opening, want het gebrek aan terreinen, gebrek aan onderwijs en tewerkstelling, bleef wél een groot probleem.  

Tegelijk met de verschuivingen in het beleid, merkte Dirk in de jaren 1990 ook een opmerkelijke negatieve evolutie in de beeldvorming op door de migratie van Oost-Europese Roma naar België.  

De tendens tot meer en meer regels in onze huidige maatschappij, die geen rekening houden met de specifieke leefwijze en verwachtingen van woonwagenbewoners bleef ondertussen toenemen.  

Het is bijgevolg belangrijk woonwagenbewoners te wijzen op risico’s die ze kunnen vermijden, maar soms moeten ze noodgedwongen de achterpoortjes blijven zoeken.

Dirk Beersmans

De individualisering van de maatschappij, die Dirk in de woonwagencultuur heel specifiek linkt aan de opkomst van de televisie en aansluiting op elektriciteit, begon zich te vertalen onder de rondtrekkende bevolking. Gezinnen trokken zich meer terug in hun eigen woonwagens, die bovendien steeds groter werden. Gezinnen leefden minder buiten en het typerende collectieve karakter van de woonwagencultuur nam sterk af. De vergelijking die hij vroeger maakte “een woonwagenterrein is als een huis met vele kamers” lijkt alsmaar minder op te gaan.  

Uitdagingen 

Op de vooravond van zijn pensioen, formuleerde Dirk na een impressionante carrière in het woonwagenwerk drie uitdagingen: administratie op orde houden en sociale rechten uitputten, alfabetisering en de toeleiding naar onderwijs en het behoud en toelaten van aangepaste woonvormen. Deze uitdagingen zijn meer dan vijf jaar later nog steeds razend relevant. 

Gerelateerde artikels