Kim Janssens zette zich jaren met hart en ziel in voor woonwagenbewoners, vanuit tal van verschillende organisaties (Vlaams Overleg Woonwagenbewoners, Vlaams Minderhedencentrum, Minderhedenforum). Wat begon als eerstelijnswerk in Brussel groeide al snel uit tot beleidswerk en belangenbehartiging voor een grote gemeenschap. De toekomst stemt haar echter ongerust.

Hoe ben je beroepshalve in het woonwagenwerk gerold?

Kim Janssens: “Ik was net afgestudeerd als sociaal-cultureel werker en botste op een vacature om bij het Vlaams Overleg Woonwagenbewoners met woonwagenbewoners te werken in Brussel. Ik ben opgegroeid in Anderlecht en wist dat er altijd woonwagens hadden gestaan onder de Brusselse ring. Dat intrigeerde me wel als jong meisje, ik zag dat als een uitdaging. Ik was net 21 jaar geworden, misschien met enige naïviteit wilde ik het er wel op wagen!

Samen met een andere collega ben ik van nul gestart om de Brusselse woonwagenwerking vorm te geven. Naast subsidies zoeken en contacten leggen met beleidsmakers, kregen we voornamelijk de opdracht om contacten te leggen met de doelgroep. Dat was een zeer leerrijke periode, waarin ik heel veel tijd heb kunnen investeren in ontmoetingen en gesprekken met woonwagenbewoners. De bedoeling was om hen te begeleiden naar de sociale diensten. Ik werd een vertrouwenspersoon om de sociale administratie in orde te brengen.

Ik merkte heel snel dat er weinig aandacht en begrip was voor deze groep. Ik heb veel bemiddelingswerk gedaan om de brug te kunnen slaan tussen verschillende diensten en de woonwagenbewoners.

De prangende woonproblematiek werd snel duidelijk! Hierdoor gingen we meer en meer het beleidsmatige deel opnemen. Het woonwagenwerk werd dan geleidelijk aan opgenomen in de integratiesector, zo stapte ik ook mee over naar het Vlaams Minderhedencentrum.”

Werkte je toen enkel met woonwagenbewoners of ook met Roma?

“Eind jaren negentig werden we geconfronteerd met een nieuwe doelgroep ‘Roma’. Er ontstond een grote migratiebeweging uit Oost-Europa. Wij hebben dat echter gescheiden proberen gehouden. Er zijn culturele overeenkomsten, maar qua vragen was dat toch helemaal anders.”

“Ik ben dan een tijdje uit de sector weg geweest. Ondertussen was de Brusselse cel van het Vlaams Minderhedencentrum ingekanteld in het regionale integratiecentrum ‘De Foyer’.”

“Toon Machiels richtte wat later VROEM vzw (‘Voyageurs, Roms, Roma en Manoesjen’) op. Hij vroeg subsidies aan om in te zetten op het organiseren van de doelgroep zelf, een zelforganisatie. Voor dit driejarig project zocht hij mij op en zo maakte ik opnieuw de stap naar het woonwagenwerk. De zelforganisatie kreeg de naam ‘Ons leven’. We organiseerden vergaderingen, activiteiten, vormingen… voor en vooral mét de doelgroep!”

Hoe kwam je dan bij het Vlaams minderhedenforum terecht?

“Toen het VROEM-project na drie jaar eindigde, zochten Toon en ik toenadering bij het Vlaams Minderhedenforum. Zij namen in 2009 het project integraal over, met mij als werknemer. Dat was voor mij de ultieme plek, want het Minderhedenforum was er net om de belangen te behartigen van etnisch-culturele minderheden door mensen een stem te geven.

Wij gaven ook ‘De trekhaak’ uit, dat was een tweemaandelijks blaadje met informatie rond woonwagenwerk. We organiseerden ook positieve activiteiten: De tweejaarlijkse prijs van de gouden woonwagen, de erkenning van de woonwagencultuur…

De subsidies werden ingebed in de structurele middelen. De overheid wilde dus structureel inzetten op een beleid rond woonwagenbewoners en Roma. Er was ruimte om in overleg na te denken over strategische plannen om met de doelgroep aan de slag te gaan. Alle actoren werden betrokken, er was een gecoördineerde groep van beleidsmakers en de sector. Het thema wonen, meer bepaald de nood aan terreinen, kreeg toen echt bijval."

Leeft de bereidwilligheid omtrent woonwagenwerk op beleidsvlak nog steeds?

“Het huidige politieke klimaat laat dit niet meer toe. Veel ondernomen acties en overlegstructuren gingen verloren, dat is echt jammer.

Nu ligt de sturing bij Wonen Vlaanderen, maar zij nemen die coördinerende rol niet actief op. Zij zullen bijvoorbeeld geen samenwerking opzetten met onderwijs. Alle levensdomeinen zijn gelinkt aan elkaar. Als er geen woonplek is, is er geen toegang tot onderwijs, tewerkstelling, gezondheidszorg… Geïsoleerd kan je de precaire situatie van woonwagenbewoners niet oplossen.

Ik heb het gevoel dat woonwagenbewoners opnieuw in de anonimiteit dreigen te verdwijnen en er problemen gaan ontstaan. Ik was niet enkel een aanspreekpunt voor woonwagenbewoners, maar ook voor lokale besturen. Dat Levl (voortgekomen uit Minderhedenforum en JOIN.Vlaanderen) geen middelen krijgt om met deze groep aan de slag te gaan, zorgt voor een leemte.

Ik hou mijn hart vast wat de toekomst betreft. Ik vrees dat het ‘wonen op wielen’ niet meer gegarandeerd zal zijn. Ik vind deze evolutie heel spijtig.”

Hoe werd deze negatieve kentering veroorzaakt?

“Het is een beleidskeuze geweest van Vlaanderen om zijn integratiedecreet aan te passen en de doelgroep woonwagenbewoners eruit te schrappen. Net zoals ook de doelgroep vluchtelingen en mensen zonder papieren uit het decreet geschrapt zijn om geen specifieke aandacht (lees: specifieke budgettering) te voorzien voor deze specifieke groepen. Waarmee de Vlaamse overheid duidelijk de boodschap heeft gegeven: ‘Wij vinden dat er geen specifieke maatschappelijke problemen zijn. Zij kunnen zich perfect wenden tot de reguliere dienstverlening’. Maar wij weten heel goed dat dit geen evidentie is.

Het is wél een specifieke doelgroep, ze hebben hun specifieke noden en problemen. Er moet specifieke aandacht naar deze groep gaan, anders bereik je deze mensen niet. Het wegnemen van deze specifieke subsidies heeft ernstige gevolgen.”

Welke vormen nam jouw woonwagenwerk aan?

Kim: “Dat was heel divers: zowel het beleidsmatige werk, als het belangen behartigen, als werken aan beeldvorming, als het eerstelijnswerk met de woonwagenbewoners zelf…”

Welke stappen of realisaties hebben naar jouw aanvoelen het meeste impact gemaakt?

Kim: “De symbolische erkenning van de woonwagencultuur. De Woonwagencultuur werd deel van het Vlaams immaterieel erfgoed, dat was een tof traject. We kwamen met een volledig nieuwe sector in aanraking. De erfgoedsector, die totaal niet vertrok vanuit de zwaarte of negativiteit die vaak helaas rond de doelgroep hangt, keek met een totaal andere bril naar het woonwagenwerk. De focus op de cultuur zorgde ervoor dat we een mooi traject hebben kunnen afleggen in samenwerking met de Manoesjen, Roms en Voyageurs. Beleidsmatig kon deze erkenning ook ingezet worden: ‘Zet de woonwagenbewoners niet zomaar op straat, want dan ben je een deel van jouw eigen cultuur aan het negeren’.

De erkenning van de cultuur is symbolisch en moet om de zoveel jaar herbekeken worden. De erfgoedsector neemt dit nu zelf verder op, dat maakt me zeer blij.”

Welke speerpunten vind je belangrijk voor hulpverleners?

“Het belangrijkste staat in de handvatenbundel voor hulpverlening aan rondtrekkende woonwagenbewoners. De doelgroep goed leren kennen, persoonlijke contacten leggen om inzicht te krijgen in de problematiek van de doelgroep. Betrokkenheid en eerstelijnswerk is zeer belangrijk.

Daarnaast ook inzetten op onderwijs! De deelname aan onderwijs is de laatste jaren nog meer achteruitgegaan. Dit is niet los te koppelen van de woonproblematiek. Zorgen dat mensen een vaste stek kunnen hebben, is daarom prioritair!

Als dienst moet je ook pragmatisch durven zijn om met de doelgroep te kunnen werken. De manier van werken van reguliere diensten is vaak eerder wat rigide, dit botst met het rondtrekkend bestaan van woonwagenbewoners.”

Wat zijn de politieke prioriteiten die je naar voor zou schuiven?

“Terreinen, terreinen, terreinen… Ondersteunen van lokale besturen rond residentiële en doortrekkersterreinen.

De uitbouw van private terreinen werd nooit echt aangepakt. Geef mensen toch tenminste de kans om in woongebied een terrein te kunnen kopen en te laten vergunnen. Zo kunnen kleinere familieterreinen ontstaan, die beter beheersbaar zijn. Je kan dan projectmatig toeleiden naar onderwijs en tewerkstelling. Dat lijkt mij de ideale situatie.

Mensen denken dat het makkelijk is om met een kleine woonwagen in iemands tuin te gaan wonen. Dat is niet zo. Onze ruimtelijke ordening laat dit niet toe. Wij strijden al jaren voor het recht op wonen op wielen. Frustrerend daarbij is dat er wel begrip en openheid is voor Tiny Housing,”

Schuilt daar niet net een opportuniteit?

“Absoluut,  als het mogelijk zou zijn voor een gewone burger om ‘tiny’ te gaan wonen, dan moet het ook perfect mogelijk zijn voor woonwagenbewoners om op een familiaal terreintje te gaan wonen. Maar woonwagenbewoners worden nog altijd gepercipieerd als buiten de norm: ‘We kunnen het toch niet maken om in een woonwijk plots een terreintje te hebben waar vijf woonwagens staan’.

Ik ben pessimistisch over de toekomst. Ik denk niet dat er plots politieke partijen aan zet komen die opnieuw het thema genegen zullen zijn en ervoor willen zorgen dat woonwagenbewoners een plekje krijgen in onze samenleving. We moesten de laatste jaren ook vaker met juristen samenwerken, het wordt meer en meer een strijd. Het gaat nochtans om een gemeenschap die al eeuwen op ons grondgebied verblijft, het zijn Belgen. Het gaat over een autochtone gemeenschap, het enige verschil is dat ze in een woonwagen willen wonen.”

Welke anekdote of herinnering zal je bijblijven en vind je ook sprekend voor het werken met woonwagenbewoners?

“Met de Manoesjen had ik echt een warm contact. Er was een koppel waar ik heel goed mee overéénkwam, dat heel sterk bezig was met het verleden. Er rust in de groep echt een taboe op het thema oorlog en de tijd van de kampen. Met hen heb ik daar wel veel over gesproken, zij wilden echt bewust op zoek gaan naar dat verleden. We zijn samen naar Breendonk geweest, omdat daar nog registratiegegevens liggen van heel wat Manoesjen, Voyageurs en Roms die er jammer genoeg gepasseerd zijn.

Daarna gingen we samen naar Kazerne Dossin. Daar hangen tal van foto’s van mensen die het koppel kende van hun reizen in België en Frankrijk. Dat zal me altijd bijblijven. Het feit dat we dat samen ontdekt en beleefd hebben. Ik heb daardoor ook contact gelegd met het museum, waardoor er meer aandacht is gekomen voor woonwagenbewoners.

Ik heb zoveel andere herinneringen… Het is altijd een strijd geweest, maar ik heb het altijd gezien als iets wat ik moest doen. De doelgroep verdient het. Het zijn heel mooie mensen, een warme gemeenschap. De vriendschap die ik gekregen heb, is toch wel heel bijzonder. Ik was nog niet binnen en mijn tas thee stond al op tafel klaar. Dat zal ik altijd koesteren.”

Meer info

In de brochure 'Handvaten voor hulpverlening aan rondtrekkende woonwagenbewoners' (pdf-bestand) vind je basisinformatie over rondtrekkende woonwagenbewoners, wordt je wegwijs gemaakt in de hulpverlening aan deze doelgroep en krijg je concrete tips mee.

Een leven lang opgejaagd gaat in tekst en beeld in op de diversiteit onder groepen van woonwagenbewoners, maar ook op hun unieke geschiedenis, en op hoe de vaak precaire situaties waarin woonwagenbewoners moeten leven, aangepakt kunnen worden.

Gerelateerde artikels