O'Casa
In 't kort
- Doelgroep: Roma-families die meer dan drie jaar, op straat, in een kraakpand, in het park of aan het noordstation in Brussel leven.
- Opleiding van de kinderen is prioriteit
Geschiedenis
Robert Ruyffelaere van O’Casa: “In de parochie Sint-Hubertus van Watermaal Bosvoorde werden we een tiental jaar geleden geconfronteerd met een Roma vrouw die bedelde aan de ingang van de kerk, vergezeld van een jong meisje. Onze gemeenschap was bereid haar te helpen. De vrouw had mij ook bij stukjes en beetjes over haar leven verteld. Haar verhaal was zo somber, dat ik het niet kon geloven en vroeg om bij haar thuis op bezoek te mogen komen. Ze bleek met haar vier kinderen in een kleine zolderkamer van een familielid te verblijven. De parochianen verzamelden het nodige geld voor de huurwaarborg en een maand huur. Verschillende mensen engageerden zich om dit Roma gezin blijvend te ondersteunen. Dit vormde de aanloop naar de oprichting van O’Casa vzw op 31 oktober 2014.
Ik zocht steun bij de vennootschap ‘Vivre Ensemble’. Deze bracht mij in contact met vrijwilligers die Roma gezinnen ondersteunden, onder de benaming O’Casa O’Familie, een samenwerkende vennootschap, die vooral Roemeense families hielp.
De sociaal assistente van de school van één van mijn kinderen verzocht mij om een familie op te zoeken die in een tent aan de kruidtuin, de Gésu, verbleef en dringend hulp nodig had. We vonden er o.a. een groep van ongeveer tachtig Slowaakse Roma. In 2010 bezetten deze Roma de Gésukerk in de Koningsstraat in Brussel, met toestemming van de eigenaar. Wanneer de toenmalige burgemeester van Brussel, Emir Kir, op 2 november 2014 de kerk liet ontruimen, was er voor de meesten onder hen geen andere oplossing voorhanden dan alleen de noodopvang van Samusocial in Brussel. Na een maand werd aan een aantal gezinnen een tijdelijke woning aangeboden, maar velen stonden later toch op straat. Op dat ogenblik vroeg O’Casa de hulp van Caritas Hulpbetoon.
Een beetje geschiedenis: in Brussel wonen voornamelijk Roma uit Roemenië en Slowakije. Maar hun situatie is verschillend: waar de Roemenen uit alle streken van hun land komen, hier al langer verblijven en een merendeel zich tracht te integreren in de samenleving, zijn de Slowaken hier nog maar een tiental jaren en komen bijna allemaal van Košice, de tweede grootste stad in Slowakije. Beide groepen zijn veelal christenen, de Roemenen eerder orthodox, de Slowaken eerder katholiek. In Košice werden de Roma uit de stadskern geweerd en samengebracht in speciaal opgerichte buitenwijken en daar meer en meer aan hun lot overgelaten. Zonder vooruitzichten bleef er hen enkel de mogelijkheid om uit te wijken over. Daarom hebben zij hier meer het gevoel hun identiteit, hun nationaal gevoel, te zijn kwijtgeraakt. Ze vragen niet om Slowaak te blijven en willen graag integreren. Maar integreren kan je alleen maar in een groep waarmee je je kan identificeren.
Dagelijkse werking
We zetten ons in voor de Roma-families die al langer, meer dan drie jaar, op straat, in een kraakpand, in het park of aan het noordstation leven. Dat zijn dan vooral Roma uit Slowakije. We trachten dan contact te leggen met de mensen om hen te ondersteunen en te begeleiden naar zelfvoorzienendheid. We zoeken naar blijvende oplossingen en helpen de mensen met een eerste huurcontract. Caritas Hulpbetoon hielp dringende noden te financieren. Een medewerker van Caritas Hulpbetoon zetelt ook in de Algemene Vergadering van de vzw om de situatie van nabij op te volgen.
We hebben een plan uitgedacht om de gezinnen te ondersteunen. De basis van dat plan is respect. Respect voor families met veelal 8 tot 10 kinderen die in alle omstandigheden samenblijven en er alles aan doen om hun kinderen een betere toekomst te geven. Veelal hebben ze het moeilijk om zich aan te passen en om hier werk te vinden. De vacatures voor mensen zonder beroepsopleiding zijn immers beperkt. Daarom is O’Casa meer gaan investeren in een opleiding voor de mensen. De ondersteuning in het levensonderhoud verhuisde naar het tweede plan, en de focus kwam op de schoolopleiding van de kinderen te liggen. Want alleen een schoolloopbaan voor de kinderen en scholing en een beroepsopleiding voor de volwassenen leidt naar werk, en alleen werk laat toe een huis te vinden dat aan hun verwachtingen voldoet. We richten ons op families met minstens vier kinderen. Een huis vinden voor zo’n grote families is geen evidentie. Maar zo’n ondersteuningsplan stoelt op respect: pas wanneer de mensen ondervinden dat je respect hebt, krijg je respect van hen. Pas wanneer je respect hebt, zullen ze zich openstellen en kan je hun situatie begrijpen en doelmatig bijspringen.
Wij zijn geen organisatie die werkt met een bureau en loketten, zonder convocaties maar eerder al vragend ‘Kan ik eens langskomen?’. We bezoeken de mensen daar waar zij vertoeven. Zo gaat het in de praktijk. We gaan dus hun leefomgeving binnen. Daar waar zij zich meer op hun gemak voelen, kan een relatie met wederzijds respect zich ontwikkelen. Mijn eerste bezoek aan een familie was een innemende ervaring: er was alleen een wankele stoel. Ze nodigden mij onmiddellijk uit om op het bed te gaan zitten. Pas toen ik begonnen ben om bij mij thuis les te geven, ja, sinds dan is dat anders. Nu met covid-19 kunnen we hen niet meer bezoeken en heb ik mijn garage noodgedwongen omgebouwd tot ontmoetingsruimte met voldoende afstand en o.a. opslagplaats met voeding, het meest nijpende probleem sinds covid-19.
We nemen als uitgangspunt dat we zoveel tijd nemen om de mensen te helpen, als ze er hadden om in deze situatie terecht te komen. Er is meestal sprake van twee generaties. We moeten elkaar leren begrijpen. Bijvoorbeeld hebben we geleerd dat zij ‘familie’ anders interpreteren dan ons. Wanneer wij aangeven dat we een familie zullen helpen, moeten we eerst uitzoeken wie zij als hun familiegroep beschouwen. Die familiegroep is vaak breder dan de naaste familie. Of bijvoorbeeld: wanneer we de families aan een woonst helpen, ondertekenen zij een wooncontract. Daarin staat dan dat zij niemand extra mogen bij innemen, want anders riskeren ze de woonst te verliezen. Maar wij leerden dat zij nooit iemand van hun familiegroep aan hun deur laten staan. Wanneer een familie een moeilijke tijd doorstond, en er niet genoeg te eten viel voor de kinderen, konden de kinderen tijdelijk in een ander gezin van de familiegroep worden opgenomen en liep het aantal huurders daar dus wel degelijk op. Of nog leerden we waarom de kinderen zoveel ‘ziek’ bleken: wanneer een kind geen kleding had of geen schoenen, of wanneer er geen brood of beleg was voor de middagmaaltijd op school. Wij stuurden een arts die bij nader inzien naar een schoenwinkel moest. Wij troffen ook bv. twee zussen aan die elk om beurten naar school gingen, omdat zij samen over één paar schoenen beschikten. De eerste generatie van Roma kunnen we moeilijk begeleiden naar een zelfvoorzienend leven. Zij blijven langdurig hulpbehoevend. Dat ligt anders bij de tweede generatie, wanneer de kinderen hebben schoolgelopen. Zij moeten de overstap bewerken. Pas de derde generatie, heeft bij de geboorte dezelfde mogelijkheden als elk ander persoon in onze samenleving. Als de mensen eenmaal ‘op hun eigen benen staan’, trachten we hun schulden af te bouwen. Gemiddeld heeft een familiegroep een schuld van zo’n 6000 euro. Incassobureaus vorderen meestal meerdere kleine bedragen. Per maand kunnen ze samen zo’n 200 euro daarvan afbetalen. We hebben geleerd dat alles zijn tijd neemt.
De opleiding van de kinderen is onze prioriteit, maar daarin werken we horizontaal: je kan de kinderen niet helpen als je de ouders niet ook ondersteunt. Dus zetten we in op hun alfabetisering, zoeken we met hen naar werk, naar een woonst en bieden hen voeding aan, enzovoort. Het helpen van de ouders heeft de eerste jaren al onze tijd gevraagd, zodat we met de kinderen niet voorruit geraakten. We hebben dan een Onafhankelijk Directoraat opgericht dat geleid wordt door een pedagoog. Daarnaast concentreren sommige vrijwilligers zich elk op één familie, die ze helpen van A tot Z, als dé referentiepersoon, opdat ze de context meehebben en weten waar ze mee bezig zijn. De mensen hoeven niet van Pontius naar Pilatus. Er zijn bij O’Casa vrijwilligers allerhande: een pedagoog, een licentiaat criminologie, een dokter van Dokters van de Wereld, een psycholoog, maar ook een boekhouder, een economist, … Wij hebben voor elke vraag een persoon die kan ingrijpen. Op die manier kan je met relatief weinig mensen veel werk verzetten. Het directoraat opvoeding krijgt een vijfde van onze inkomsten ter beschikking. Vier vijfde gaat naar hulp als voeding, de aanpak van de schulden, een woonst enz.. Op die manier bakenen we die ondersteuning af, zodat we de focus op de opleiding niet verliezen.
O’Casa wordt bestuurd door een algemene vergadering, de beheerraad en dan de werkgroep zelf. We werken daarbij bottom-up: de referenten (referentiepersoon van een Roma-familie) van het directoraat, vormen samen een conferentie. De ideeën van die conferentie worden dan besproken in de bestuursraden van O’Casa. De bestuursraden vertrekken dus van de bemerkingen van de mensen die letterlijk aan het bed van de familie zijn uitgenodigd.
Wij blijven niet het budget van de families in hun plaats beheren, al verliezen we er dan soms geld aan. Wij werken hun schulden weg en sporen hen dan aan om zelfstandig voort te gaan. Soms staan ze dan enkele maanden later bij ons terug met nieuwe moeilijkheden en soms wel een nieuwe schuld. Maar als we hen niet de kans geven om het zelfstandig te proberen, hoe kunnen ze het dan leren? Ik wil er niet van horen dat zij ‘gewoon zo zijn’; ‘Ces gens sont comme ça’. We blijven er ondertussen alles aan doen opdat de kinderen van de Roma families naar school gaan.
We kunnen er alleen maar samen aan werken. En we mogen niet vergeten dat zij onze gelijken zijn en dat we hen ook zo moeten benaderen. We kunnen hen alleen iets meer bijbrengen vanuit onze leefervaring in België. We handelen vanuit de idee dat de mensen alleen maar kunnen integreren daar waar ze zich thuis voelen. Onze vrijwilligers begrijpen hoe het is om in een onderdanige positie te zitten, hoe het is om aan de andere kant van het loket te zitten. Daarom weren we zelf loketten.
Ik heb de oorlog gekend, en ook al heb ik zelf geen honger geleden, ik heb later begrepen dat mijn ouders dat wel kenden. We sliepen in de winter in één kamer om geen kou te vatten. Mijn persoonlijke ervaring met die nare omstandigheden, maakt dat ik de mensen begrijp en dat ik wil ingrijpen.
Soms vraag ik me af wat de toekomst brengt: wat gebeurt er als niemand van ons zich met hen bezighoudt? Wat als we de tweede generatie niet kunnen bijstaan naar heropleving? Wat als we die 10 miljoen Roma in Europa niet kunnen vooruithelpen? Kweken we dan geen opstandelingen? De toekomst ligt volgens mij in de alfabetisering en het onderwijs van de kinderen, maar ook in een vertegenwoordiging van deze groep in de Europese gemeenschap.”
Getuigenis
“Sonita* zit nu in het derde middelbaar, ze wil sociaal werker worden. Ik wil haar stimuleren om te mikken op een universitaire studie, de leraren geloven in haar capaciteiten. Leergierig van nature uit, heeft ze standvastig haar weg gevolgd. Onverstoorbaar ondanks haar eerste jaren in het Slowaaks, twee jaar gedoold zonder onderwijs, in kraakpanden, een precaire woonst, drie jaar in een home voor daklozen en nu eindelijk beter gevestigd. Wij bemerken dat Sonita nu al een voorbeeld is voor meerdere jongeren die beginnen te denken: ‘Het kan dus! Waarom ga ik er dan niet voor?’. Bij de Roma zijn er amper universitair geschoolden. Als Sonita dit kan waarmaken, dan is ze een voorbeeld voor de anderen waaraan zij zich kunnen optrekken.”
* Fictieve naam
Contact
O'Casa vzw
contactpersoon: Robert Ruyffelaere
Valkerijlaan 85
1170 Brussel
M +32 (0)471 036 482
r.ruyffelaere@scarlet.be
www.ocasa.be