De Touter
In 't kort
- Organisatie in Berchem binnen de Bijzondere Jeugdzorg
- Vier dagcentra: De Tichel, Trapeze, Taimoem, De Tandem
- Thuisbegeleidingsdienst: Terra
- Contextbegeleiding in functie van autonoom wonen (CBAW): Tangram
Dagelijkse werking
Onze afdelingen
“Vzw De Touter is een organisatie binnen Bijzondere Jeugdzorg en is ontstaan naar Nederlands model. Oorspronkelijk startte De Touter met een semi-ambulant aanbod vanuit de dagcentra. Kinderen, jongeren en hun gezin krijgen er een combinatie van contextbegeleiding aan huis met groeps- en individuele begeleiding in het centrum. Naast de dagcentra hebben we ook een divers aanbod aan mobiele contextbegeleiding en is er onze eigen dienst, Tangram, begeleiding aan jongeren bij het autonoom wonen.
In al onze begeleidingen zetten we in op verbinding. We trachten definitieve breuken tussen ouders, kinderen, broers, zussen en de ruimere familie te vermijden. Onze bijzondere aandacht gaat uit naar kinderen en jongeren die opgroeien in maatschappelijke kwetsbaarheid, ongeacht hun taal, afkomst en religie. We bereiken een erg diverse groep.
Onze vier dagcentra zijn: ‘De Tichel’, ‘Trapeze’ en ‘Taimoem’, waar we kinderen van de lagere school en hun gezinnen begeleiden, en ‘De Tandem’ waar we jongeren van 12 tot 18 jaar en hun gezinnen ondersteunen. Onze afdeling Taimoem richt zich zeer specifiek tot die moslimgezinnen waarvoor een categoriale werking een hefboom betekent binnen het begeleidingsproces. De groep bestaat uitsluitend uit moslims en het team heeft een zeer sterke affiniteit de Islam, de cultuur en het thema migratie.
Daarnaast is er onze thuisbegeleidingsdienst ‘Terra’. De dienst biedt een diverse waaier aan contextbegeleiding, alle kinderen wonen thuis in hun gezin en de begeleiding gebeurt aan huis en in het eigen netwerk. Ons aanbod gaat van rechtstreeks toegankelijke laagintensieve begeleiding tot niet rechtstreeks toegankelijke hoogintensieve begeleiding, en is kortstondig of langdurig naargelang de case.
Aan het woord is Anne Borms: “Ik werk zelf voor de afdeling ‘Tangram’. Tangram komt voort uit ‘Amok vzw’. Meer dan tien jaar geleden fuseerde Amok met De Touter. Wij doen wat vroeger viel onder de noemer ‘BZW’ of ‘begeleid zelfstandig wonen’. Momenteel heet dat ‘Contextbegeleiding in functie van autonoom wonen’ of ‘CBAW’. We werken niet meer louter individueel met de jongere, maar ook met zijn of haar eigen ruimere context of netwerk, opdat het begeleid-wonen-traject korter is en ook meer slaagkansen heeft. We gaan dus kijken wie de jongere in zijn/haar omgeving mee kan ondersteunen. We bouwen een netwerk rond de jongere op, zodat hij/zij niet alleen afhangt van de begeleider en ook na de begeleiding op steun kan rekenen. Bij sommige jongeren lukt dat niet. Bijvoorbeeld wanneer zij door hun homoseksualiteit niet geaccepteerd worden binnen hun familie. Dan gaan we ruimer kijken dan alleen het gezin.”
Jongeren en hun begeleiders
Anne: “Onze groep jongeren is tussen 17 en 25 jaar oud. We hebben ons altijd gericht op de meest kwetsbare jongeren in de maatschappij. Het gaat om jongeren die door omstandigheden op jonge leeftijd zelfstandig moeten gaan wonen. Ook jongeren uit middenklasse gezinnen kunnen geconfronteerd worden met gezinsproblemen, maar daar ligt onze focus niet. Wel bij armoede en kansarmoede.”
Anne: “Vandaag zijn alle afdelingen zeer divers, wat zich ook vertaalt in ons personeelsbeleid. Onze collega’s hebben vaak een brugfunctie: het gaat dan om mensen met een buitenlandse afkomst die verder geïntegreerd zijn in onze maatschappij. Wanneer zij geloof en culturele achtergrond delen met de jongere en zijn gezin, wekt dat soms vertrouwen en vinden ze gemakkelijker aansluiting.” Ilham Dergami, Tangram: “Er gaat veel aandacht uit naar de diversiteit in origine, cultuur, gender van ons personeel, gezien onze doelgroep ook zo divers is. Een Marokkaans gezin wordt niet noodzakelijk begeleid door een Marokkaanse begeleider, maar er is wel bv. cliëntenoverleg waar begeleiders vanuit hun eigen culturele bril de nodige nuances kunnen aanbrengen bij situatiebesprekingen. Of soms werken begeleiders in tandem als we merken dat er nood is aan een specifieke insteek die een collega kan aanbrengen.”
Niet rechtstreeks toegankelijk
Anne: “Tangram is niet rechtstreeks toegankelijk. Jongeren komen binnen via de Intersectorale Toegangspoort (ITP). De hulpvraag komt dus via een hulpverlener. De ITP beoordeelt die hulpvraag en bekijkt of de jongere recht heeft op CBAW. De wachtlijst is heel onvoorspelbaar, maar duurt gemiddeld een jaar, wat lang is. Wij gaan dan proactief kijken wat de jongere in tussentijd al kan doen. Wij bekijken elke vraag individueel en moeten ons aan de volgorde op de wachtlijst houden. Jongeren krijgen van de ITP een ticket CBAW en mogen dan 2 organisaties kiezen. Ze staan dus op de wachtlijst van die beide organisaties. Wanneer er bij ons veel nieuwe starters zijn, zal de lijst even stroppen. Sommigen blijven een jaar, anderen vier jaar in begeleiding. De wachtlijst is dus ook afhankelijk van het verloop.
Vroeger werd er begeleiding gegeven tot de leeftijd van 21 jaar. Maar dat werd opgetrokken naar 25 jaar, n.a.v. het overlijden van Jordy, een jeugdinstellingsverlater van 18 jaar die dood werd aangetroffen in een tentje op de Blaarmeersen, gestorven van honger en dorst.* De ITP geeft de jongere een indicatiestellingsverslag (ISV) of jeugdhulpbeslissing (JHB) van een jaar. Dat wordt daarna herbekeken en zo nodig verlengd. Dat komt ook omdat onze niet rechtstreeks toegankelijke hulpverlening duur is voor de overheid: jongeren moeten ons niet betalen. Bij de herindicatie wordt bekeken of de hulp dan ook nog wel verantwoord is. Indien zij alleen nog administratieve hulp nodig hebben, kunnen ze misschien bij een andere dienst terecht.
Elk half jaar maken we een verslag en bekijken daarin welke hulpvragen de jongere nog heeft. Een jongere hoeft niet de einddatum van de hulp af te wachten om de begeleiding te kunnen stoppen, nee, dat kan op ieder moment. Vanaf 18 jaar is de begeleiding immers niet meer verplicht. Indien de jongere nadien toch nog merkt dat hij/zij de hulp wil heropstarten, kan dat, zolang de ISV nog lopende is, dus binnen het jaar.
* https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2019/08/26/jordy/
Hoe gaan we te werk?
We begeleiden 48 jongeren, waarvan 12 niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV). De jongere komt bij ons binnen. We hebben geen appartementen, hij/zij moet huren op de privémarkt. Dat is moeilijk in Antwerpen: ze moeten 3 maanden huurwaarborg en een eerste maand huur kunnen voorleggen vooraleer ze kunnen gaan wonen. Ook hebben ze geld nodig voor wat meubeltjes. Sommige jongeren hebben hun kindergeld kunnen sparen. Maar meestal komen ze te kort. We bekijken dan hun financiën. Heel vaak komen we dan bij Caritas Hulpbetoon aankloppen voor een steunaanvraag.
De financiën van de jongere komt van een verblijfsubsidie, het OCMW of werk. Heel wat jongeren studeren nog of zijn werkzoekende, dus krijgen geen loon. Het OCMW keert alleen een leefloon (een vast maandbedrag) uit, als de jongere een huurcontract kan voorleggen. Maar daarin ligt de contradictie: wij zoeken met de jongere naar een woning, maar de jongere heeft nog niet gebruik kunnen maken van een leefloon om de huurwaarborg bij elkaar te sparen. Indien we een woning vinden, dan komt het leefloon ook maar aan het einde van de maand. We kunnen dus moeilijk de huurwaarborg en de eerste maand huur voorleggen, én de brandverzekering én de inrichting vergoeden. De hulp van Caritas Hulpbetoon is dus zeker welkom. De jongeren die geen recht hebben op steun van het OCMW, kunnen wel een beroep doen op de verblijfssubsidie: een subsidie om begeleid wonen mogelijk te maken, in de vorm van een dagbedrag. Het eerste half jaar geven we verplicht budgetbeheer. Wij beheren mee hun budget. We hebben een huisvestingsbegeleider die zich volledig concentreert op de ondersteuning in het zoeken naar een woning: hij legt de contacten met de verhuurders, hij leest de huurcontracten na, … . De jongeren zijn vaak nog zoekende en hebben niet altijd de juiste woonvaardigheden. We verliezen wel vaker verhuurders.
De jongeren krijgen één persoonlijke begeleider en hebben verplicht één keer per week een gesprek. Soms zijn meerdere gesprekken per week nodig. We wisselen de gesprekken op onze dienst en huisbezoeken af. ‘s Nachts of in het weekend zijn we niet bereikbaar. We vragen dus een zekere zelfstandigheid van de jongeren. We hebben geen eigen vrijwilligers, maar werken wel bijvoorbeeld samen met de vzw Armen Tekort. Zij koppelen een buddy aan een jongere, die dan met hem/haar gaat sporten, wandelen of gewoon een gezellig gesprek heeft.
Zo is er een jongen, Danish**, zijn ouders zijn overleden, gekoppeld aan een buddy-koppel. Bij dat koppel kon Danish zijn was doen en terwijl de wasmachine draaide, gingen ze in gesprek. Het koppel was grootouder: ze hadden kleinkinderen van zijn leeftijd. Danish is een vaardige jongere. We merken dat NBMV vaak uit minder kwetsbare gezinnen komen. Ze hebben veel gemist, maar hebben wel warmte gekend.
We begeleiden jongeren, jongeren met hun partner en jonge gezinnen. De ouders van sommige van onze jongeren willen geen contact meer met hun kind. Maar we proberen wel altijd de brug te slaan. En we gaan kijken wie er wel is: een zus, een tante, een buddy, een leerkracht. In het begin hangen de jongeren heel hard aan hun begeleider, maar we bekijken dan wie die rol kan overnemen. In het intakegesprek vragen we aan de jongere één contactpersoon, om te kunnen bereiken in een noodsituatie. Dan is het soms confronterend voor de jongere om vast te stellen dat er niemand is op wie hij/zij kan vertrouwen. De begeleiders volgen af en toe een vorming hierrond. Zo hebben we van Lus vzw methodieken hierrond aangeleerd gekregen. De coach van het team, die de begeleiders opvolgt, heeft wekelijks intervisie met ons. Daar worden die begeleidingsplannen besproken waar het wat moeilijker loopt of waar advies welkom is. Met onze veertien begeleiders zitten we dan samen om tips en kennis uit te wisselen.
We zijn heel veel onderweg. Eén voltijdse begeleider ondersteunt zo’n 4 jongeren. Dan gaan we naar de mutualiteit, een tandartsafspraak, de gemeente, het OCMW, het CAW, … We werken rond 8 levensdomeinen gezondheid, veiligheid, geld & administratie, wonen, familie & gezin, werk & leren, vrienden & vrijetijd, maatschappij & cultuur. Rond die domeinen doen de jongeren ervaring bij ons op. Binnen het thema ‘wonen’, krijgen we dan vragen over gas en elektriciteit, gezond koken, budgetbeheer, onderhoud, … Financiële vragen gaan over het beheren van het wekelijks leefgeld, waar boodschappen te doen, … Dagbesteding handelt dan weer over studies, werk, hobby’s, sport, of gewoon ‘hoe vul ik mijn tijd nuttig in?’. Soms moet de jongere leren het gamen af te bakenen of een verslaving te overwinnen, of een gezond dag- en nachtritme vol te houden. Op het vlak van werk bekijken we met de jongere voor welke jobs hij/zij in aanmerking komt, welke misschien te hoog gegrepen zijn. We werken samen met de VDAB jobcoaches, op een laagdrempelige manier met focus op de jongere wanneer die aangeeft er klaar voor te zijn. We zetten in op waar de jongere nood aan heeft.
De rode draad is: ‘Hoe gaat het met je?’. Als de jongeren niet goed in hun vel zitten, betekent dit dat het niet goed loopt op één of meerdere van die domeinen. Jongeren raken dan het spoor bijster. Ze verliezen de greep op hun eigen leven en functioneren. Wij mogen geen therapie geven, maar doen wel beroep op therapeuten. Kinderpsychiaters doen bij ons consulten. Zij zetten ons op weg, op casusniveau. We werken bv. ook samen met TEJO en TOUW, VAGGA, Andante, …
We vertrekken vanuit wat de jongere wil. De jongere leeft zijn/haar leven, maar krijgt begeleiding. We denken samen met de jongere na over beslissingen, maar de jongere behoudt zijn/haar regie. Dat doen we krachtgericht: als het fout loopt, focussen we niet op wie er schuld aan heeft, maar bekijken we de mogelijkheden. Wanneer jongeren achteroverleunen, trachten we hen te activeren. Zij gaan uiteindelijk op hun eigen benen moeten staan. Als begeleider lopen we naast de jongere, de jongere kiest er ook zelf voor. Ze hebben de vrijheid om de begeleiding wanneer ook maar stop te zetten.”
Enkele getuigenissen
Stan Layreys, Tangram: “Een jaar geleden zijn we Danish** beginnen begeleiden. Hij vond een woonst die hij huurde aan 700 euro/maand met een leefloon van iets meer dan 900 euro. Hij nam dus een enorm financieel risico. In augustus zijn tien gezinsleden uit Afghanistan overgekomen om bij Danish te komen inwonen. Ze spreken onze taal niet, kennen onze cultuur niet, hebben geen geld, ze zijn met veel en zijn dus allemaal op Danish aangewezen. Bovendien gelden de covid19-maatregelen. Alleen al in Antwerpen zijn er momenteel meer dan 5000 aanvragen van Afghanen om een rijksregisternummer: de Dienst Vreemdelingenzaken had enkele maanden nodig om de aanvraag rond te krijgen. Ondertussen viel de hele familie terug op het leefloon van Danish. Materieel was er een enorme nood aan winterkleren, meubels, … We hebben dan beroep gedaan op diensten zoals De Loodsen. In november 2020 kregen ze hun rijksregisternummer, en konden ze een leefloon, mutualiteit, kindergeld, … aanvragen. Er waren ook enkele ziektes binnen het gezin, die dan konden worden aangepakt. In januari kwam er nog een elfde kindje bij, dat eerder was moeten achterblijven in Afghanistan. De onzekerheid of het kindje zou kunnen komen, had druk gelegd op de familie.
Soms worden we geconfronteerd met een veelheid van moeilijkheden en is het moeilijk te ontrafelen wat het meest prioritair is. Danish die hier in zijn eentje, zelfstandig verbleef, werd plots terug ‘de zoon van’. We hadden veel contacturen en zochten voor een reeks problemen een oplossing. Hij was de enige die Nederlands kon: alle administratie, alle contacten liepen via hem. Zijn studie kwam er nog bovenop. Maar het draait stilaan in positieve zin: de gezinsleden geraken gesetteld, ze beginnen het Nederlands te beheren. Hun gezinswaarden betekenen veel voor Danish. Maar het gezin moet vijf jaar bij Danish blijven wonen, om hier te kunnen blijven, en dat weegt op hem. We proberen daarom diensten mee aan tafel te krijgen om de veelheid aan vragen beantwoord te krijgen. Via Atlas hebben we bijvoorbeeld een school gezocht voor de kinderen. Die samenwerking verloopt vlot.”
Anne: “We leggen de bovengrens van onze NBMV dan ook op 12 jongeren van de 48 die we begeleiden. Want de complexiteit van hun situatie en het feit dat niet alleen de jongeren, maar ook de grote gezinnen die errond staan om onze begeleiding vragen, zorgt ervoor dat het anders niet haalbaar is voor ons team. De NBMV hebben dus een aparte wachtlijst bij ons.
Kanya** is een meisje met veel vaardigheden die weinig kansen heeft gekregen. Ze woonde in Brugge, ze was net 18 jaar en had (en heeft nog steeds) een relatie met Tom**, een jongen uit Antwerpen. Ze zat in een dagcentrum. Ze woonde nog thuis, maar wij schatten in dat apart wonen voor haar wel nodig was. Haar moeder heeft een Thaise origine, en spreekt geen Nederlands. Ze had geen stabiele relatie, de partners wisselden elkaar af. Haar vader is zwak begaafd en geïnterneerd. Kanya had de wens om te gaan samenwonen met Tom, die ook uit een kwetsbaar gezin komt. Het is een lang traject geweest, dat net is afgerond. Kanya was weinig omkaderd. Haar beperkte netwerk was bovendien weinig ondersteunend. Het moest wel van haarzelf komen. Ze was gestart in het BUSO (buitengewoon secundair onderwijs), maar is zelf overgegaan naar het gewoon middelbaar onderwijs, waar ze haar opleiding ‘schilderen en decoratie’ heeft kunnen afmaken. Momenteel volgt ze in het volwassenenonderwijs de opleiding tot opvoeder.
Ze nam heel veel zorg op voor thuis, voor haar beide ouders én haar schoonouders. Wij zochten naar een context rondom haar. ‘Hoe krijgen we de zorg in balans, opdat er ook voor haar wordt gezorgd?’. We hebben gewerkt rond zelfzorg: ze had een laag zelfbeeld, voelde zich dom. Ze had geen moedertaal, want haar moeder kende wel Thaïs, maar ging ervan uit dat ze haar dochter Nederlands moest leren, een taal die ze amper kende, dus sprak ze in woorden, niet in zinnen. Kanya had dus weinig kapstokken. We werkten aan haar zelfvertrouwen door samen dingen te doen en haar geleidelijk te begeleiden om de dingen zelf aan te pakken. Ik heb haar 3,5 jaar begeleid. Maar ik heb het traject afgerond met het gevoel dat ze er staat. Ze heeft enkele goede vriendinnen en een buddy waar ze steun aan heeft. Ze heeft geleerd dat ze, nu ze meerderjarig is, niet meer de verantwoordelijkheid heeft over haar vader, maar dat kan overlaten aan zijn begeleiders, en hoeft er niet meer wakker van te liggen. Ze heeft ingezet op haar eigen relatie met haar partner. Tom heeft een IT-opleiding gevolgd en heeft een degelijke job. Hij compenseert waar zij het moeilijk mee heeft. Hij gaat respectvol met haar om. Zij is dan weer beter in sociale vaardigheden en het onderhoud van het huis. Zij voelt dat de relatie in balans is: dat ze evenveel doet voor hem als wat ze van hem terugkrijgt. Ik had wekelijkse gesprekken met haar, bekeek waar ze tegenaan liep. We zochten mee een sociale woning, maakten er mee een thuis van, ondersteunden haar schoolloopbaan. We zetten in op haar vaardigheden en vertrokken vanuit haar ambities. In plaats van een snel traject naar werk, denken we dat een langetermijnbegeleiding vertrekkende vanuit de wens van de jongere, op de lange termijn meer loont.”
Ilham: “Sonita** is een Roma-meisje. Ze startte haar traject bij ons in 2018 en bouwt het momenteel af. Sonita kende geen vrijheid binnen haar gezin. Bij de les Seksuele Opvoeding op school bv. kwam haar moeder haar uit de les halen. Nu is ze 18 jaar. Ze heeft haar getuigschrift haarzorg behaald. Haar zevende jaar heeft ze niet kunnen doen. Ze was door het CAW uit huis gehaald en in een instelling geplaatst. Ze heeft daarna kunnen gebruik maken van één van onze noodstudio’s. We beschikken over drie woonstudio’s in Woonhaven, waar we jongeren in een noodsituatie tijdelijk kunnen opvangen. Sonita heeft nadien zelf een studio gevonden. Ik dacht aanvankelijk dat zij altijd hulp nodig zou hebben. Ze had weinig vaardigheden, was weinig zelfstandig. De gesprekken met het OCMW begreep ze niet. Ze had ook geen zelfvertrouwen. Door gesprekken, door alles samen te doen, door haar aan te moedigen tot zelfstandigheid, begon ze beetje bij beetje zelf dingen op te nemen. Met behulp van artikel 60 van het OCMW kreeg ze een job als kamermeisje in een woonzorgcentrum. Wat deed ze dat goed! Haar woonvaardigheden bleken heel goed. Zo is ze losgekomen. Ze kreeg complimenten en begon te geloven in haarzelf. Ik liet haar stilaan zelfstandig naar de afspraken met het OCMW gaan. Achteraf koppelde ik terug met haar én met het OCMW. Nu doet ze alles zelf. In het begin mochten we van haar geen contact zoeken met haar moeder. Maar op een gegeven ogenblik hadden we haar moeder nodig om administratie rond haar paspoort in orde te brengen en hadden we haar uitgenodigd. Sinds die dag is het contact verbeterd. Ze bezoeken elkaar nu regelmatig. Haar ouders hebben zelfs geholpen bij haar verhuis. Er is respect aan beide kanten. Sonita had ondertussen een partner leren kennen, en die jongen is door de familie ook aanvaard. De relatie duurt nu twee jaar en loopt goed. Na afloop van artikel 60 is ze samen met een coach van Make It Work op zoek naar werk, maar door corona loopt dat niet gemakkelijk. Door haar ervaring in het woonzorgcentrum is haar interesse gegroeid in een opleiding tot zorgkundige. Ik merk haar energie als ze over het woonzorgcentrum vertelt. In haar situatie heeft het apart wonen verbondenheid gecreëerd met de familie. Dat merken we vaker: de ouders zijn bang voor een breuk wanneer de jongere apart gaat wonen, maar vaak verbetert het net de band.
** Fictieve naam
Contact
De Touter vzw
Auwersstraat 48
2600 Berchem
www.detouter.be
T +32 (0)3 287 80 20