We spraken Geertjan Zuijdwegt en Pieter De Witte. Beide werken ze aan de faculteit theologie en religiewetenschappen en de faculteit rechtsgeleerdheid en criminologische wetenschappen aan de KU Leuven en als aalmoezenier, Geertjan in de Centrale gevangenis van Leuven en Pieter in de Hulpgevangenis van Leuven.

Ervaringen en Inzichten van Aalmoezeniers in de Leuvense Gevangenissen

Geertjan: "We bezoeken gedetineerden op cel en organiseren vieringen. We organiseren ook een vak van de KU Leuven in de gevangenis, waarbij we samen met gedetineerden en studenten nadenken over de zinvolheid en de onzin van een gevangenisstraf. Daarnaast zijn we verbonden aan een leerstoel van de KU Leuven die reflecteert over dit thema en doen we onderzoek hiernaar.

Hoe hebben jullie detentie zien veranderen over de jaren heen?

Pieter: “Heel veel is hetzelfde gebleven. De gevangenis is een heel conservatief instituut. Er zijn veel voorstellen om dingen te veranderen in de gevangenis. Soms gebeurt dat ook. Maar tegelijk zien we dat de beleving van detentie voor een heel groot stuk hetzelfde blijft. Heel wat van de pijnpunten waren er 50 jaar geleden ook al. Maar tegelijkertijd is het een heel dynamisch gegeven.

We hebben natuurlijk wel een toename gezien van de overbevolking van de gevangenissen. De laatste ministers van justitie hebben allemaal gezegd dat ze dat cijfer naar beneden willen krijgen, maar in de praktijk stijgt het alleen maar. Niet alleen de gevangenispopulatie stijgt, maar er worden ook nieuwe vormen van detentie uitgevonden, bv. elektronisch toezicht.”

Welke zijn die pijnpunten die al lang geleden ook bestonden?

Geertjan: “Het gaat over de logische gevolgen van het feit dat je van je vrijheid bent beroofd: dat je weinig te doen hebt, dat je onzekerheid hebt over wanneer je weer vrij komt, dat je maar moeizaam kan betrokken blijven op je eigen thuissituatie en dat je gezin er ook van afziet, dat je te maken hebt met een heel bureaucratisch systeem waarop je weinig grip hebt (met een dagritme en celgenoten waar je niet zelf voor kiest), dat je soms overgeleverd bent aan de willekeur van personeelsleden, …

De meeste gevangenissen hier in België zijn in de negentiende eeuw gebouwd. Wat je daarbinnen kan veranderen, is daardoor beperkt. Door de omvang en architectuur van het gebouw creëer je een bepaalde structuur van leven. Dus voelt het voor mensen die daar nu zitten, heel gelijkaardig als in de jaren 1980 of zelfs 1960.”

Kan er aan de overbevolking van de gevangenissen worden verholpen?

Geertjan: “Elektronisch toezicht is een maatregel die in het leven is geroepen om de gevangenispopulatie naar beneden te krijgen, maar het nettoresultaat is dat er geen mensen uit de gevangenis zijn verdwenen en dat er heel wat mensen onder elektronisch toezicht zitten. Koen Geens heeft in 2016 de wet op de internering verstrengd, zodat de internering minder gemakkelijk werd uitgesproken, en geprobeerd geïnterneerden uit de gevangenis te krijgen door forensisch psychiatrische centra te bouwen. Die centra zitten vol en nog steeds zijn er meer en meer geïnterneerden in de gevangenis. Het is eigenlijk heel onduidelijk waarom de gevangenissen overbevolkt zijn, want het criminaliteitscijfer stijgt niet.”

Waaraan kan de overbevolking dan wel te wijten zijn?

Pieter: “Met het systeem dat we hebben in België, waarbij mensen in veel gevallen na één derde van hun straflengte kunnen vrijkomen, is er een enorme marge in de feitelijke straflengte. Het zijn misschien niet zozeer de uitgesproken straflengtes die stijgen, maar als we terughoudender zijn om mensen vrij te laten, als er meer angst is dat er toch ergens recidive zou zijn, dan heeft dat enorme effecten op de gevangenispopulatie.”

Geertjan: “Je ziet wel dat er een tendens is bij de gedetineerden, juist omwille van die onzekerheid, dat ze hun pogingen om vrij te geraken opgeven en er gewoon voor kiezen om hun hele straf uit te zitten. Ook dat zorgt voor een grotere gevangenisbevolking.”

Is er veel recidive?

Geertjan: “Er worden cijfers geroepen, 60% of 70%, door de ministers van justitie, door politie. Maar recidive is eigenlijk een moeilijk te onderzoeken concept. Als je kijkt naar de wettelijke definitie, dan gaat recidive over de herhaling van hetzelfde soort misdrijf. Dat aantal is veel lager dan wanneer je onder recidive eender welk strafbaar feit rekent. En wat telt dan als strafbaar feit? Is een snelheidsovertreding dat dan ook? En over welke periode moeten we meten?”

Pieter: “Ik heb niet onmiddellijk kennis over hoeveel mensen terugkeren naar de gevangenis, maar als ik naar mijn eigen ervaring kijk, zie ik wel regelmatig mensen terug. Maar die mensen vallen niet altijd onder 'recidive': soms gaat het om de voorwaarden van hun vrijlating die ze geschonden hebben of soms worden zij gezonden naar een psychiatrische instelling of afkickkliniek en loopt het daar fout.”

Zijn detentiehuizen en transitiehuizen manieren om de overbevolking tegen te gaan?

Pieter: “Wat belangrijk is om te zien, is dat ook detentiehuizen en transitiehuizen vormen van detentie zijn (mensen vasthouden, van hun vrijheid beroven), net als forensische psychiatrische centra en elektronisch toezicht. Het gevaar daarbij is dat je een net-widening-effect krijgt, namelijk dat je, door nieuwe vormen van detentie te creëren, niet echt mensen uit detentie haalt, maar de capaciteit gewoon uitbreidt. Dat moet zich nog bewijzen, maar het is een zorg.”

Waarin verschilt een detentiehuis van een klassieke gevangenis?

Geertjan: “Detentiehuizen zijn initieel geïntroduceerd om korte straffen uit te voeren. Want straffen tot 3 jaar werden heel lang niet uitgevoerd of automatisch uitgevoerd onder elektronisch toezicht. Daar wilde de politiek komaf mee maken, want dat gaf het signaal dat er straffen werden uitgesproken die vervolgens niet werden uitgevoerd. Dus dat was begrijpelijk. Maar omwille van de overbevolking is het problematisch. Nu voeren ze die straffen voor een deel uit in detentiehuizen. Daar is er nu één van, in Kortrijk. Dat is veel kleinschaliger dan een gevangenis en er wordt veel meer ingezet op begeleiding. Er is vrijheid om buiten te gaan werken of van diensten gebruik te maken.

Transitiehuizen zijn bedoeld voor gevangenen die bijna onder voorwaarden vrij kunnen komen. Zo'n transitiehuis herbergt maar een vijftiental deelnemers. Ook daar is er omkadering die erop gericht is om voor die gedetineerden in de maatschappij weer een plekje te vinden.”

Is het dan geen oplossing om dit soort initiatieven uit te breiden naar veel meer gevangenen om zo recidive te beperken?

Pieter: “Ja, dat lijkt op zich een goed idee. Maar begeleiding lijkt soms bijna een magisch begrip. Meer begeleiding betekent niet onmiddellijk minder recidive. De mensen die open staan voor begeleiding en daarin volhouden, zijn misschien sowieso al mensen die minder snel zouden recidiveren.

Er zijn in onze gevangenissen heel wat mensen zonder verblijfsrecht. Die mensen komen veel moeilijker in een transitiehuis terecht. Want het is de bedoeling van de Dienst Vreemdelingenzaken om deze mensen niet te gaan reclasseren in onze maatschappij, maar om hen op een bepaald moment het land uit te zetten. En dat is nog maar één groep.

Het gevaar is, wanneer je gaat focussen op begeleiding van gedetineerden, dat je daarvoor gedetineerden gaat selecteren die het gemakkelijkst te reclasseren zijn. Dat zijn mensen die sowieso mogelijk al een goed traject doorlopen om terug deel te nemen aan de maatschappij. En de andere gevangenen blijven dan zitten in het klassieke systeem.

Begeleiding is belangrijk, maar het is ook geen tovermiddel.”

Geertjan: “In detentiehuizen zitten kortgestraften en in transitiehuizen zitten mensen die op het randje van hun vrijheid staan, dus in zo'n korte periode werkt dat goed. Het is goed om de transitie van een gesloten naar een vrije context goed te ondersteunen. Maar wat betekent het om aan iemand zijn reclassering te werken als hij/zij nog tien jaar detentie voor de boeg heeft? Voor mij is het niet zo duidelijk wat je in zo'n geval moet doen.”

Pieter: “Als je detentiehuizen wilt uitbreiden, moet je je toch bewust zijn van het feit dat wanneer je niet heel het gevangenissysteem vervangt, je automatisch een privilegesysteem creëert, waarbij specifieke groepen van gedetineerden in betere omstandigheden terechtkomen dan andere.”

Geertjan: “Je hebt nog altijd klassieke gevangenissen nodig als stok achter de deur: als iemand zich niet gedraagt in een detentiehuis of transitiehuis, dan moet je kunnen terugvallen op het klassieke slot op de celdeur.”

Pieter: “Het oorspronkelijke idee van detentiehuizen was om deze ook voor langgestraften te gebruiken. Maar zo'n ideeën om het gevangeniswezen te humaniseren worden eigenlijk meteen geïnstrumentaliseerd voor een bepaalde politieke agenda. In het geval van de detentiehuizen heeft de minister van justitie ze ingezet om korte straffen ook daadwerkelijk uit te voeren.”

Hoe zien jullie de toekomst? Zullen er meer gevangenissen moeten worden bijgebouwd?

Geertjan: “Er is geen enkel onderzoek dat erop wijst dat als je de gevangeniscapaciteit uitbreidt, de overbevolking van de gevangenissen afneemt.

Het gevangeniswezen kan niets doen aan de instroom noch de uitstroom. Het zijn rechters die dat bepalen. Als je echt iets wilt doen aan de overbevolking van de gevangenissen, dan ga je toch echt moeten werken met een maximumcapaciteit. In de jaren 1980 lag dat al op tafel. Als je iemand wilt opsluiten en die plek is er niet, dan moet je maar iemand anders vrijlaten. Maar dat stuit natuurlijk ook weer op bezwaren.”

Maar moet er dan niet gewerkt worden aan de humanisering van de bestaande gevangenissen?

Pieter: “Humanisering bestaat uit veel verschillende aspecten. Eén aspect zijn de leefomstandigheden: de grootte van de cellen, de netheid, … Dat kan je verbeteren. Daarnaast is er de straf zelf die bestaat uit vrijheidsberoving. De onzekerheid over het feitelijke strafeinde (hoe lang moet ik als gevangene nog vastzitten?) blijkt nog veel zwaarder te wegen dan gelijk welke materiële omstandigheden die zouden kunnen verbeterd worden. Er zit iets erg dehumaniserend in het gevoel speelbal te zijn, geen grip te hebben op je situatie.”

Wat houdt de job van aalmoezenier zoal in?

Geertjan: “Ik denk dat we vooral naar mensen toe gaan om te horen waarover zij willen praten. We zijn daarin niet sturend. Die feedback krijgen we ook van de gedetineerden: ze zijn blij dat ze nog eens een normaal gesprek kunnen hebben, zonder dat het moet gaan over hun dossier of over de gepleegde feiten. Meer moet dat eigenlijk ook niet zijn. We weten in principe niets over de reden van hun detentie, maar in Leuven Centraal zitten zwaar gestrafte mensen, waarvan hun feiten vaak uitgebreid in de media zijn uitgesmeerd. Dus heb je natuurlijk soms wel een idee. Vaak vertellen mensen ook wel waarvoor ze gevangen zitten of laten ze hun dossier door ons lezen om onze mening te weten over bepaalde uitspraken van de strafuitvoeringsrechtbank. Vaak ook omdat ze moeite hebben met het juridische of psychologische jargon. Er worden allerlei labels op de mensen geplakt en ze hebben vaak amper een idee wat die betekenen of wat de gevolgen daarvan zijn of wat ze eraan kunnen doen. Dus vaak moet ik ook wel zaken voor hen kaderen of hen uitleggen wat er aan het gebeuren is.”

Hoe bouw je zo'n vertrouwensband uit?

Geertjan: “Dat is het wonder van het aalmoezenier zijn. Mensen beginnen gewoon met je te praten.”

Pieter: “Mensen kunnen je een briefje schrijven. Dikwijls heb je contacten in de wandelgangen. Mensen spreken je aan en dan kunnen we hen zien op ons bureau of gaan we op cel, maar daar zitten ze met 2 of 3 dus dat is niet ideaal dus dan reserveren we meestal een gesprekslokaal.

Het label van katholiek aalmoezenier - misschien is dat anders buiten de gevangenis - wekt vertrouwen op. Ze weten dat ze bij ons hun vragen kwijt kunnen en vrijuit kunnen spreken.”

Geertjan: “Ons beroepsgeheim wordt ernstig genomen, omdat ze ervan uitgaan dat wij het ook ernstig nemen. Dat verklaart voor een stuk waarom mensen zo snel vertrouwen in ons hebben. Maar het soort gesprekken dat je als aalmoezenier hebt met de mensen, hangt ook af van het soort gevangenis waar je werkt. In Leuven Centraal zie ik sommige mensen al 10 jaar. Soms neemt je contact in intensiteit ook wel af of toe, maar het zijn lange relaties die nergens naartoe gaan en dat hoeft ook niet.”

Pieter: “Heel veel mensen met wie ze in contact komen sinds hun arrestatie hebben een agenda: rond veiligheid, onderzoek, therapie, …” Geertjan: “…of een zingevingsagenda. Soms heb je een authentieker gesprek wanneer je met hen praat over voetbal dan wanneer iemand voor de zoveelste keer met zelfmedelijden zijn eigen doffe ellende aan het uitspitten is. Soms weten we ook niet wat zo'n gesprek met ons betekent voor een gedetineerde.”

Wat is de opzet van de Leerstoel Detentie, zingeving en samenleving?

Pieter: “In 2014 hebben we met de aalmoezeniersdienst aan het Leuvens Instituut voor Criminologie een centrum opgericht. Bedoeling was iets meer interactie en kruisbestuiving te hebben tussen ons werk in de gevangenissen en de academische wereld. We zagen door ons werk in de gevangenis heel veel van wat er misloopt in het detentiesysteem en wilden dat academisch vruchtbaar maken. Als aalmoezeniers hebben we ook heel wat vormingsnoden. Wij doen studiedagen o.a. rond criminologische en juridische onderwerpen en dan is de link met de academische wereld interessant. We zijn dan ook lessen beginnen geven in de gevangenis. Uiteindelijk is dat alles (contact met het werkveld, onderwijs en onderzoek) geïnstitutionaliseerd in die Leerstoel sinds 2021.

In het vak dat we geven in de gevangenis, met gedetineerde en niet-gedetineerde studenten, denken we na over de ethiek van straf. Dat is een interessante, maar ook complexe en moeilijke vraag. Het format is 12 reguliere studenten en 12 gedetineerde studenten die op voet van gelijkwaardigheid met elkaar in gesprek kunnen gaan. De studenten van buitenaf worden geselecteerd, omdat er veel meer kandidaten zijn. Dit zijn studenten criminologie, strafrecht, psychologie, filosofie, sociologie, architectuur, … zolang ze interesse hebben in detentie. Ook binnen de gevangenis doen we eerst intakegesprekken om te kunnen inschatten of deelnemers in groep kunnen functioneren en gemotiveerd zijn.”

Tot wat heeft dit al geleid?

Pieter: “De studenten zien het zeker als een meerwaarde, omdat ze hun leerstof nu ook kunnen toetsen aan de realiteit. De gedetineerden leren soms heel anders naar hun situatie te kijken. Soms gaan de ogen open wanneer mensen dingen beter gaan begrijpen, maar het maakt de detentiesituatie niet noodzakelijk gemakkelijker.”

Geertjan: “Voor gedetineerden is het vaak een hart onder de riem dat er een groep studenten geïnteresseerd is in hun situatie en henzelf. Voor de studenten is het vaak een eyeopener.”

Pieter: “We proberen ook altijd op één of andere manier conclusies vanuit de lessen naar buiten te brengen. Maar onze verwachtingen daarrond moeten beperkt zijn, want het is niet zo dat wij zomaar iets kunnen veranderen.”

Geertjan: “De situatie is ook dat bijna iedereen die bezig is met het gevangeniswezen weet waar het schort en wat er anders zou moeten. Onze inzichten uit het vak zijn dus niks nieuws voor de mensen van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen. Het is dus vaak een zaak van 'wel weten, maar niet kunnen of willen'. Er is wel openheid vanuit het beleid naar ons onderzoek, maar het is niet dat ze erom komen vragen.”

Gerelateerde artikels