Reflecties op detentie: Leo De Weerdt
We spraken Leo De Weerdt, hoofdaalmoezenier voor de katholieke eredienst in de Nederlandstalige gevangenissen in België en aalmoezenier in de gevangenis van Sint-Gillis in Brussel.
Wat is de functie van een gevangenisaalmoezenier?
Leo De Weerdt: “Wij zijn in de gevangenis aanwezig om met de gedetineerden die dit wensen een stuk mee op weg te gaan, vanuit een gelovig kader (rond zingeving). Maar uiteraard zijn we er voor iedereen, ook voor anders- of niet-gelovigen, die evengoed een beroep op ons doen. Dat komt misschien omdat we als aalmoezeniers een buitenbeentje in de gevangenis zijn, een vrijplaats. Mensen kunnen bij ons terecht met hun verhaal en hun vragen.
Mensen die voor langere tijd vastzitten, hebben de nood aan een stukje humaniteit. Dat is wat wij binnenbrengen in een dehumaniserend systeem, waarbij iedereen een stukje zijn persoonlijkheid wordt ontnomen. Wat ons interesseert is de mens achter de gedetineerde.
Wij zijn er en luisteren en oordelen niet.”
En wat is je rol als hoofdaalmoezenier?
Leo: “Sinds 2013 ben ik als hoofdaalmoezenier de tussenpersoon tussen de bisschoppenconferentie en het ministerie van justitie, met name het gevangeniswezen. Het is de bisschop die de aalmoezenier in zijn bisdom benoemt. Ik vertegenwoordig de aalmoezeniers bij de bisschoppenconferentie, sta mee in voor de benoemingen van de aalmoezeniers, bemiddel wanneer er eventueel vragen of zorgen zijn rond een aalmoezenier in een gevangenisinstelling, en ondersteun de teams van aalmoezeniers in de gevangenissen.
We hebben ons georganiseerd in een vzw die de activiteiten van de katholieke aalmoezeniers in de gevangenissen ondersteunt (cfr. Metanoia vzw). De vzw biedt vormingen aan rond theologie en spiritualiteit, maar ook rond psychologie en wetgeving, waar we elkaar dan treffen. Zo’n aanbod is er niet voor ons vanuit justitie, hoewel we die nood voelen om bij te blijven.”
Wie zijn de gedetineerden die jullie ontmoeten?
Leo: “Dat is natuurlijk een heel divers publiek en hangt in eerste instantie af van in welk type van instelling je als aalmoezenier werkt. In een arresthuis ontmoet je mensen die pas binnenkomen, in voorhechtenis zijn en nog niet veroordeeld zijn en dus ook terug vrij kunnen komen. Ik werk momenteel in zo’n instelling. En daar ontmoet ik een waaier van mensen, een doorsnede van onze samenleving. Zeker in Brussel zien we de groep toenemen van mensen die op straat leven, die vaak ook geen identiteitspapieren hebben.”
Zie je een evolutie in de gevangenissen, in het welzijn van de gevangenen, in de gevangenisbevolking?
Leo: “Ik ben zo'n 25 jaar aan de slag als aalmoezenier en zie zeker geen gunstige evolutie in het gevangeniswezen. In 2005 is nog een basiswetgeving voor gedetineerden ingevoerd (daarvoor gold: een gedetineerde mag niets, tenzij het hem als gunst wordt verleend): de gedetineerde kreeg rechten, externe begeleidingsdiensten werden binnengehaald, zoals herstelconsulenten. Dit zorgde voor een verademing. Maar ondertussen wil justitie er geen werk meer insteken om gedetineerden te laten nadenken over wat er fout gelopen is en vooral hoe ze hun leven kunnen herstellen. We hebben moeten constateren dat de implementatie van die wet heel traag verliep. De werking van de gevangenis gaat heel sterk samen met de politieke wereld en wat er zich afspeelt in de samenleving. Door de golf van radicalisering en aanslagen die over ons is gekomen, zijn alle verworvenheden in het gevangeniswezen terug in vraag gesteld en beperkingen werden opgelegd (cfr. de ‘oorlog tegen het terrorisme’).
Je zit dus in een systeem dat voortdurend onderhevig is aan de samenleving en een politiek bestel en dat vertaalt zich in beleidsbeslissingen van de minister, maar een beleid met visie is heel moeilijk in dit systeem. Ik ben soms teleurgesteld in het gevangeniswezen, maar we moeten elkaar niet met de vinger wijzen. Heel de thematiek van detentie is een verantwoordelijkheid van ons als samenleving, en daarin schieten we sterk tekort. En ik merk toch dat er heel wat desinteresse, onbekendheid of taboe is rond de gevangenis.
Het grote probleem is terug dat er teveel gevangenen binnenkomen. Men lost de criminaliteit niet op door gevangenissen bij te bouwen, maar wel door hen behoorlijk te begeleiden en een stuk schuldinzicht te geven, maar dat gebeurt niet in een gevangenis. Wel worden er gevangenissen bijgebouwd, en er is een lichte hoop want er worden bv. detentiehuizen bijgebouwd. Maar men zou eigenlijk gedetineerden veel vlugger moeten vrijlaten.
Een groot aantal van de gedetineerden zijn zorgmensen die niet verdienen van in de gevangenis terecht te komen. Mocht de zorg en de waakzaamheid voor deze mensen iets groter zijn in de samenleving, dan zouden zoveel mensen niet in de gevangenis binnenkomen. Het gaat om mensen met een psychische problematiek, vaak gelinkt aan verslaving, die in de criminaliteit terecht komen. Ik wil die criminaliteit zeker niet minimaliseren, maar ik denk dat er andere oplossingen zijn dan het hele gerechtelijk apparaat in werking te stellen. Ik denk dat veel kleine criminaliteit voorkomen had kunnen worden, mochten er meer zorgprojecten zijn. In de grote steden zijn er bijvoorbeeld projecten waarbij dak- en thuislozen een maaltijd krijgen of een douche kunnen nemen (cfr. Punt 32 of De Fontein), waar er geholpen wordt om de toestand van de mensen een beetje meer op orde te krijgen, bijvoorbeeld door hun ziekteverzekering op orde te maken. Mocht naar zulke projecten meer aandacht uitgaan, dan zouden veel minder mensen in een gevangenis terecht komen. Maar we leven momenteel in zo'n individualistische samenleving, met een mentaliteit van: "Als het je niet goed gaat, dan heb je het wel zelf gezocht".
Het stijgend aantal gedetineerden met een psychisch probleem, is vooral gelinkt aan verslavingsproblematiek: een toenemend gebruik van alcohol en drugs, vaak langdurig, die ook voor een stuk maakt dat ze in de criminaliteit terechtkomen. Ook daar is het een probleem van de samenleving. Ik zie het in Brussel elke dag: verslaafden die door de straten slenteren, ik word zelf soms ook benaderd. In het verleden was die zorg er, denk ik, meer voor elkaar in de samenleving en waren er meer initiatieven en instellingen die dit soort van problematieken aanpakten. Ik zie dat zulke projecten vandaag minder gesteund worden door de overheid. Geld voor de zwakkeren heb ik met de jaren sterk zien verminderen.
Minister Koen Geens slaagde er indertijd in, door forensisch psychiatrische centra te laten oprichten, om bepaalde gevangenen hiernaar door te verwijzen. Daar kregen zij een strikte begeleiding, maar met de garantie daarna te kunnen doorstromen naar de klassieke zorgsector van de psychiatrie. De evolutie heeft even aangehouden, maar is ondertussen ook teniet gedaan. We zien dat er terug heel veel geïnterneerden in onze gevangenissen binnenkomen, dat er veel mensen uit de forensisch psychiatrische centra worden teruggezonden naar de gevangenis. Ook daar zit je met een beleid met problemen, en waar misschien de verschillende sectoren zich beter op elkaar zouden moeten afstemmen.”
Krijgen jullie voldoende mogelijkheden om vanuit praktijkervaringen noden uit te wisselen met beleidsmakers, en met het personeel van de gevangenissen?
Leo: “We zijn wel in het verleden een aantal keren uitgenodigd door de minister, maar politiek ligt dat zeer delicaat en er is een zekere terughoudendheid omdat ons werk gaat om levensbeschouwingen wat als private materie wordt aanzien, en dat versta ik ook wel. Maar daarnaast komen we wel ten minste twee maal per jaar samen met de directeur van het gevangeniswezen. Daar kaarten we zorgen en soms ook goede evoluties aan en kunnen we uitwisselen over ons werk. Wij vinden dat er bij onze werking niet alleen een interne opdracht zit, ondanks dat ons statuut ons beperkt tot de begeleiding van de gedetineerden binnen de instelling. Vanuit de katholieke eredienst hebben we daarom indertijd een onderzoeksproject gestart aan het LINC (Leuvens Instituut voor Criminologie) waar we enkele publicaties hebben kunnen maken en mensen hebben kunnen samenbrengen rond enkele gevoelige thema's binnen het gevangeniswezen. Daarnaast hebben we een Leerstoel voor detentie, zingeving en samenleving aan de KULeuven opgericht om vanuit een wetenschappelijke benadering een kritische blik te kunnen werpen op het gevangenissysteem, via publicaties, conferenties, lezingen, … en waar we een pedagogisch project hebben met universiteitsstudenten en gedetineerden die samen nadenken over de zin en onzin van detentie (meer hierover in ons interview met Pieter De Witte en Geertjan Zuijdwegt). Dit zijn enkele manieren waarop wij proberen om die problematiek aan te kaarten en door te spelen naar de samenleving, in de hoop dat daar de zin voor verantwoordelijkheid toeneemt. We stellen vast dat wanneer je spreekt vanuit een religieus of zingevingskader, je minder en minder stem krijgt of au serieus genomen wordt of gesimplificeerd wordt. De leerstoel laat ons toe om vanuit een wetenschappelijk kader te spreken.
Wij zijn er om de gedetineerde te begeleiden op vlak van zingeving en religie. Wanneer wij het penitentiair personeel benaderen, is het steeds vanuit die specificiteit van onze opdracht. Wij hebben geen inzicht in het dossier van de gedetineerde. Het is dus niet onze rol om te gaan spitten in dat dossier. Wij zijn ook geen psycholoog, we moeten dus niet peilen naar de gevoelens van de gedetineerde en daarmee aan de slag gaan. We zijn ook geen maatschappelijk assistenten. Horen we van de gedetineerde bepaalde zaken uit zijn dossier die niet goed lopen volgens hem, dan gaan we hier maar in uitzonderlijke gevallen in tussenkomen, omdat we te weinig gegevens kennen en we riskeren om zaken verkeerd te interpreteren of zaken met alle goede bedoelingen toch foutief aan te pakken. Maar we verwijzen mensen wel door."
Vanuit welke overtuiging doe je jouw job?
Leo: "Ik ben jezuïet en priester en doe mijn werk vanuit de idee dat Jezus volgens het Evangelie ook altijd optrekt met mensen aan de rand en met zorgmensen of met mensen die uitgesloten worden om wat voor reden ook. Hij is geraakt door hun verhaal en gaat ermee op weg. Dat is mijn drijfveer. Ik wil bij die mensen zijn die geen stem krijgen, die niet meetellen, en met hen op weg gaan. Want voor God zijn we allemaal gelijk en is het onze taak om voor elkaar te zorgen. Het is dus niet mijn bedoeling om zielen te winnen en de gedetineerden te heropvoeden. Ik leer als pastor ook heel veel van hen.
Studies wijzen uit dat religie een belangrijke rol blijft spelen binnen het gevangeniswezen. Mensen zijn in de fout gegaan, hebben erge feiten gepleegd. Levensvragen komen op en ze willen hierover in gesprek gaan. Ik hoef echt niet veel reclame te maken voor mijn aanbod. In een context van falen en mislukking vinden ze zich in de boodschap van het Evangelie. Ik geef maar het voorbeeld van het Bijbelverhaal van de overspelige vrouw die zou worden gestenigd. Want God is een God van de kleinen, van de mensen in de periferie.
Daarnaast geeft religie je een stuk identiteit, binnen het deshumaniserend systeem van het gevangeniswezen waarbij alle mensen nummers zijn.”
Is er een verharding in de maatschappij naar zwakkeren toe, en is er een mogelijk verband met de secularisering van de maatschappij?
Leo: “We zitten in een veeleisende, competitieve samenleving, waar er veel van de mensen wordt gevraagd. Uiteraard zijn mensen dan boos dat men hen zou vergeten en aandacht zou hebben voor mensen die feiten hebben gepleegd die ver over de schreef gaan. Dus er is verontwaardiging, en ik versta die, maar ik keur ze af. Die veranderde samenleving heeft niet zozeer te maken met de secularisering, want ook in andere zuilen is er een levensbeschouwing die aandacht heeft voor de zwakkeren. Maar meer en meer zitten we in een bestel waarin die partners ook worden uitgeschakeld en waar alleen het economisch principe de almacht krijgt. Het levensbeschouwelijk, filosofisch kader is eruit verdwenen. We zitten in een bestel waar mensen erg hard zijn voor elkaar. Als je dan iets overkomt, is het ieder voor zich en wordt de oorzaak vaak bij jezelf gelegd. De idee van zorg deemstert weg. Daar is nog werk aan binnen de samenleving.”